Groen licht voor Wet Bestuurlijke Harmonisatie Beroepsonderwijs

09 november 2021

In navolging van de Tweede Kamer heeft nu ook de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Bestuurlijke Harmonisatie Beroepsonderwijs (BHB). Daarmee is er een wettelijk fundament voor de vorming van een verticale scholengemeenschap met een school voor praktijkonderwijs of vbo/vmbo-school en een mbo-instelling. De VO-raad is blij dat na de Tweede Kamer nu ook de Eerste Kamer groen licht heeft gegeven voor deze wetswijziging, waarmee de situatie voor het groene vmbo-onderwijs - zoals vormgegeven in AOC’s - in lijn wordt gebracht met de rest van het voortgezet onderwijs.

Een verticale scholengemeenschap maakt van de mbo-instelling en de vo-school een organisatorische eenheid en geeft het bestuur handvatten om de organisatie van het onderwijs in de keten in samenhang te bezien. De mbo-instelling blijft onder de werking van de WEB vallen en de vo-school onder de WVO.

Invoeringsdatum BHB 

Het is de bedoeling dat de wet BHB grotendeels op 1 januari 2022 in werking treedt. Alleen de bepalingen die betrekking hebben op de omvorming van de AOC’s tot verticale scholengemeenschappen, treden in werking op 1 augustus 2022. 

Op dit moment wordt nog gewerkt aan een Regeling verticale scholengemeenschap, waarin de aanvraagprocedure voor de vorming, wijziging of beëindiging van verticale scholengemeenschappen wordt uitgewerkt. Deze regeling treedt naar verwachting 1 februari 2022 in werking. Vanaf die datum komt een aanvraagformulier op de website van DUO te staan en worden ook aanvragen in behandeling genomen. 

Samenstelling verticale scholengemeenschap 

Een verticale scholengemeenschap bestaat uit één mbo-instelling (ROC of beroepscollege) en een of meerdere vo-scholen. De schoolsoorten die binnen een verticale scholengemeenschap mogen worden verzorgd, zijn praktijkonderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs en mavo. Bij de behandeling in de Tweede Kamer haalde een amendement om ook havo- en vwo-afdelingen deel uit te laten maken van een verticale scholengemeenschap geen Kamermeerderheid.

De VO-raad was daar om diverse redenen ook geen voorstander van. De raad had eerder in een brief de Tweede Kamer opgeroepen dit wetsvoorstel tot de essentie te beperken en aangegeven het ongewenst te vinden om in het kader van dit specifieke wetsvoorstel nu dergelijke ingrijpende maatregelen te nemen. Daarnaast is in inhoudelijk opzicht de toegevoegde waarde gering omdat de doorstroomperspectieven voor het merendeel van havo- en vwo-leerlingen niet op het mbo maar op het hoger onderwijs zijn gericht.

Lees de Q&A over de Wet BHB

1. Wat is de invoeringsdatum van de wet BHB?

De Eerste Kamer heeft de wet BHB aangenomen op 9 november 2021. Het is de bedoeling dat de wet BHB grotendeels op 1 januari 2022 in werking treedt. Alleen de bepalingen die betrekking hebben op de omvorming van de aoc’s tot verticale scholengemeenschappen, treden in werking op 1 augustus 2022. Via duo.nl kan een bevoegd gezag een aanvraag indienen voor de vorming, wijziging of beëindiging van een verticale scholengemeenschap 


2. Hoe is de medezeggenschap in een verticale scholengemeenschap vormgegeven?

In een verticale scholengemeenschap is de medezeggenschap geregeld op basis van de WEB/WOR. Dit geldt zowel voor het vo als het mbo in de verticale scholengemeenschap. De WEB/WOR was ook al van toepassing op het vo en mbo in verticale scholengemeenschappen die al bestonden voor de wet BHB. De WEB en de WOR schrijven voor dat de verticale scholengemeenschap een ondernemingsraad, studentenraad en een ouderraad moet hebben. De ondernemingsraad vertegenwoordigt zowel het vo- als mbo-personeel, de studentenraad vertegenwoordigt zowel de vo-leerlingen als mbo-studenten en ook de ouderraad vertegenwoordigt de ouders van zowel de vo-leerlingen als mbo-studenten.  


Een vo-school die toetreedt tot een verticale scholengemeenschap, heeft vanaf dat moment dus geen medezeggenschapsraad op basis van de WMS meer. Er wordt gewerkt aan voorlichting voor medezeggenschapsraden die hiermee te maken gaan krijgen.  


3. Welke CAO geldt binnen de verticale scholengemeenschap?

De wet BHB heeft niet het doel om de rechtspositie van het personeel van een vo-school of mbo-instelling binnen een verticale scholengemeenschap te wijzigen. Veel arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd in de cao’s. Welke cao van toepassing is op een school of instelling, wordt ingevuld door de cao’s zelf en dus door de betrokken sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties). Sociale partners kunnen, indien zij dit wenselijk vinden, ervoor kiezen om één cao van toepassing te laten zijn op alle medewerkers binnen de verticale scholengemeenschap. Ook kunnen sociale partners deze keuze bij het bestuur van de verticale scholengemeenschap zelf laten.


4. Hoe kan ik mijn personeel inzetten in een verticale scholengemeenschap?

Het personeel in een verticale scholgemeenschap valt onder hetzelfde bestuur. Dit kan het gemakkelijker maken om het personeel op meerdere plekken in te zetten. Echter, de bevoegdheden van het onderwijspersoneel zijn bepalend voor de inzetbaarheid. Voor de bevoegdheid van onderwijspersoneel dat lesgeeft aan vo-scholen gelden de eisen uit de WVO en voor de bevoegdheid van personeel dat lesgeeft aan de mbo-instelling gelden de eisen uit de WEB. Hier verandert de wet BHB niets aan.   


5. Wie is er verantwoordelijk voor de huisvesting van een verticale scholengemeenschap? 

Het bevoegd gezag waaronder de verticale scholengemeenschap valt, is verantwoordelijk voor de huisvesting van zowel het vo als het mbo binnen de verticale scholengemeenschap. Het bevoegd gezag ontvangt hiervoor van het ministerie van OCW een huisvestingsvergoeding op grond van de WEB. Op deze manier kan het bestuur een integraal huisvestingsbeleid voeren.


6. Welke typen onderwijs mogen onderdeel zijn van een verticale scholengemeenschap? 

Een verticale scholengemeenschap bestaat uit één mbo-instelling (ROC of beroepscollege) en een of meerdere vo-scholen. De schoolsoorten die binnen een verticale scholengemeenschap mogen worden verzorgd, zijn praktijkonderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs en mavo. Deze schoolsoorten kunnen worden verzorgd door categorale scholen of scholengemeenschappen, maar elke schoolsoort mag maar één keer in de verticale scholengemeenschap voorkomen. Dit betekent dat een verticale scholengemeenschap bijvoorbeeld niet twee categorale vbo-scholen mag omvatten. Wil het bevoegd gezag in dit voorbeeld beide vbo-scholen binnen de verticale scholengemeenschap brengen, zullen de twee vbo-scholen eerst institutioneel moeten fuseren tot één vbo-school. 


​7. Wat verandert er voor mijn vo-school of mbo-instelling als die al in een verticale scholengemeenschap zit? 

Voor de meeste vo-scholen die al in een verticale scholengemeenschap zitten, zal de Wet BHB in de dagelijkse praktijk niet veel wijzigingen tot gevolg hebben. Wel heeft met name de ouderraad van de verticale scholengemeenschap meer rechten gekregen. Daarnaast verandert de uitgavenkant voor de uitkeringskosten. Hiervoor gaat het WEB-regime gelden, dat betekent dat het bevoegd gezag 100% eigenrisicodrager is voor de uitkeringskosten. 


​Voor aoc’s verandert er ook iets op institutioneel en financieel vlak: daar verandert immers de inrichting en wijze van bekostiging. Het vbo in een aoc wordt een reguliere vbo-school en het mbo-deel wordt omgezet in een beroepscollege. Tezamen  vormen de vbo-school en het beroepscollege een verticale scholengemeenschap. Volgend op de omzetting, wordt het vbo van de voormalige aoc’s per kalenderjaar 2023 niet langer bekostigd op grond van de WEB. Al het vo van de voormalige aoc’s ontvangt voortaan de bekostiging op grond van de WVO, met uitzondering van waar het gaat om de huisvestingsvergoeding en de systematiek van uitkeringskosten. Daarvoor geldt (nog steeds) het WEB-regime.