Verander je school, begin bij je vak

19 juni 2023

Is het (nog) niet haalbaar om met de hele school een eigen invulling te geven aan toetsing en examinering? Deze drie voorbeelden laten zien dat ook een of meer vakken het verschil kunnen maken.

Rijnlands Lyceum: vaardighedentoetsen bij geschiedenis

Rijnlands Lyceum

Op het Rijnlands Lyceum in Oegstgeest kiest de sectie geschiedenis er sinds een jaar of vijf bewust voor om het schoolexamen anders in te vullen dan het centraal examen. “Wij vinden dat voor een historicus ook vaardigheden van belang zijn die in het centraal examen niet aan bod komen, zoals presenteren en debatteren”, zegt docent Jeffrey Ducaat. “En als 50 procent van het examen bestaat uit een klassieke theoretische toets, laten we dan alsjeblieft in die andere 50 procent deze vaardigheden trainen.” 

Het zwaartepunt van andersoortige toetsen ligt aan het begin van de bovenbouw, als het centraal examen nog niet direct in zicht is. Jeffrey: “In 4 vwo zijn we nog niet bezig met het PTA, daar kunnen we echt experimenteren met creatieve toetsen, zoals een mondeling op basis van zelfgekozen bronnen. In 4 havo en 5 vwo richten we ons meer op de stof voor het school- en centraal examen, maar toetsen we die met behulp van vaardigheden: leerlingen houden bijvoorbeeld een pleidooi en voeren een debat. Het examenjaar beginnen we met een mondeling over de centrale-examenstof. Daarna gaan we met meer klassieke toetsen over de school- en centrale examenstof richting het centraal examen.”  

Een groot voordeel van andersoortige toetsen is dat ze leerlingen activeren: aan een debat in een vissenkom-opstelling kan niemand zich onttrekken. “Natuurlijk vinden leerlingen niet alles even leuk: presenteren is voor sommigen heel spannend”, zegt Jeffrey. “Maar werken aan vaardigheden is wel een natuurlijke manier om hun betrokkenheid te organiseren. Het oefenen van examenvragen vinden ze over het algemeen maar saai. Deze aanpak helpt dus om de aandacht vast te houden. Langer dan een kwartier aandachtig luisteren is lastig, blijkt als ik mijn lessen evalueer; dan gaan de meeste leerlingen ‘uit’. Door ze zelf aan het roer te zetten, boet een les inhoudelijk weliswaar iets in aan niveau, omdat je als docent wat minder kennis kunt overdragen, maar leerlingen doen wel actief mee.” 

Werken aan vaardigheden is een natuurlijke manier om betrokkenheid van leerlingen te organiseren.

Jeffrey Ducaat leraar geschiedenis

Steun van de hele sectie én van het management is een voorwaarde. “Je hebt het toch over toetsen voor het schoolexamen. De druk die van examenresultaten uitgaat, moet je niet onderschatten. Als sectie sta je behoorlijk in de picture als je het minder goed doet dan andere secties. Zelfs op een school als het Rijnlands, waar veel openheid en weinig hiërarchie is. Kiezen voor een eigen invulling van het schoolexamen kan betekenen dat je dit terugziet in de centrale-examenresultaten. Onze leerlingen presteren op het centraal examen geschiedenis niet boven het landelijk gemiddelde, al varieert de score per jaar. Dat is spannend om te merken, ook al weten we dat de schoolleiding onze aanpak waardeert en achter ons staat. Maar wij stáán voor deze aanpak. We geloven in het belang van vaardigheden en vinden het gaaf om onze leerlingen zo actief te zien.” 

De indicator verschil schoolexamen-centraalexamen (se-ce) maakt sinds 2016 geen deel meer uit van de beoordeling van onderwijsresultaten, maar is wel onderdeel van de handhaving op de examenlicentie volgens de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO 2020). Artikel 2.62 van de WVO 2020 gaat in op de discrepantie tussen het se-cijfer en het ce-cijfer. De regeling bepaalt dat het gemiddelde verschil, gemeten over drie jaren, niet groter mag zijn dan 0,5. Het is goed om te beseffen dat het gaat om een gemiddeld verschil over drie jaar én dat het gaat om het (gewogen) gemiddelde van alle vakken en leerlingen. Het gaat dus niet om het cijferverschil bij individuele vakken. Daarnaast biedt de wet het bevoegd gezag drie jaar de gelegenheid om het gemiddelde verschil terug te brengen tot een half punt of minder indien dat nodig is. 

 

Bonhoeffer College: alternatieve toetsvormen in de bovenbouw mavo 

Ook op de mavolocatie Geessinkweg van het Bonhoeffer College in Enschede doen andere toetsvormen bij het schoolexamen hun intrede. Daar kunnen leerlingen zelf voor kiezen. Bij PTA-onderdelen van verschillende vakken hebben zij de keuze uit een meer actieve toetsvorm en een schriftelijke toets. “We willen toe naar meer eigenaarschap van leerlingen, ook op dit gebied”, zegt teamleider Sjabbo Smedes. “Bovendien zijn vmbo-tl-leerlingen lang niet zo theoretisch ingesteld als we vaak denken. Sommigen kunnen het geleerde veel beter in een andere vorm laten zien dan in een schriftelijke toets. Ook daar komen we op deze manier aan tegemoet.” 

Sommigen kunnen het geleerde veel beter in een andere vorm laten zien dan in een schriftelijke toets.

Sjabbo Smedes Teamleider

Leerlingen van de Geessinkweg kunnen bij Duits en natuur- en scheikunde bijvoorbeeld kiezen voor een praktische opdracht. Bij wiskunde kiezen ze naast de toetsvorm ook het onderwerp dat ze in deze vorm willen afsluiten. In alle gevallen geldt: wie niet tijdig een alternatieve toetsvorm kiest óf de bijbehorende afspraken niet nakomt, maakt alsnog de schriftelijke toets. 

Sjabbo en Jolanda met elkaar in gesprek

Voor de leerlingen is het wennen, zegt examensecretaris Jolanda van den Berg. “Maar doordat ze op tijd een toetsvorm moeten kiezen, laten ze het werk wel iets minder op het laatste moment aankomen dan voorheen.” Docenten hoeven leerlingen ook minder achter de broek te zitten. “Bij niet op tijd inleveren volgt vanzelfsprekend de schriftelijke toets. Dat geeft rust”, zegt Jolanda.

  

De meeste secties hebben inmiddels in één of meer periodes één of meer keuzemogelijkheden in hun PTA opgenomen. Die afspraak is bij de jaarlijkse herijking van de PTA’s in 2019 gemaakt. “Laat je het helemaal vrij, dan zijn er ook secties die er nog niet aan beginnen”, verklaart Sjabbo. “En we willen wel toe naar dat eigenaarschap en die keuzemogelijkheden voor leerlingen.”  

Sommige docenten maakten zich eerst wel zorgen. Komt de betrouwbaarheid van het schoolexamen niet in het gedrang als de ene leerling wordt beoordeeld op een praktische opdracht en de ander op een schriftelijke toets? “Dat hebben we opgelost door duidelijke toetsmatrices en rubrics te gaan maken, die op alle toetsvormen kunnen worden gelegd”, zegt Jolanda. “Van leerlingen en ouders krijgen we hier overigens nooit vragen over.” 

Een mooie bijvangst van de gezamenlijke zoektocht is dat de secties steeds meer samendoen, ook in de onderbouw. Daar is de school naar analogie van het PTA met een PTO gaan werken: een programma van toetsing voor de onderbouw. “Het leidt ertoe dat steeds meer secties een periode lang samen optrekken: aardrijkskunde met Duits, wiskunde met Nederlands...”, zegt Jolanda. “Het mooie is dat leerlingen zich daardoor realiseren dat het onderwijs samenhangt.” 

 

François Vatel: minder en anders toetsen in het vmbo 

Op François Vatel, een kleine vmbo-school in Den Haag, is een jaar of vijf geleden de afspraak gemaakt om de toetsdruk voor leerlingen te verlagen. Er zijn bijvoorbeeld hooguit zes schoolexamentoetsen per vak. Maar verschillende secties hebben het daar niet bij gelaten. Zij hebben vanuit hun visie op het vak de hele toetsing en examinering anders ingericht. 

Neem de sectie Engels, die in het schoolexamen maar één klassieke, op kennisreproductie gerichte leertoets heeft laten staan. De overige vijf toetsen zijn vaardighedentoetsen geworden: een kijk- en luistertoets, een schrijftoets, een taaldorp, een TED-talk en een project over de Engelssprekende wereld. “Onze leerlingen leren vooral door te doen”, licht docent Engels Manouck Bergenhenegouwen toe. “Voor hen is het veel belangrijker dat ze de taal leren gebruiken dan dat ze alle regeltjes weten. Daarom doen we bij Engels elk jaar drie projecten en laten we in iedere toetsweek alle vaardigheden aan bod komen. De projecten knippen we op in stukjes. Want als je tegen onze leerlingen zegt: ‘op deze deadline moet alles klaar zijn’, is dat te veel in één keer. Door projecten op te knippen, kunnen we punten geven voor alle stukjes die er al zijn en in gesprek gaan over wat er nog ontbreekt. Dat is veel motiverender.” De projecten dienen ook nog een ander doel, want bij Engels zijn de niveauverschillen groot. “In een project kunnen alle leerlingen op hun niveau laten zien wat zij kunnen. Dat motiveert en daardoor zetten ze hopelijk een extra stapje.” 

Lichamelijke opvoeding op François Vatel

Een ander voorbeeld is het vak LO, dat alle cijfers heeft afgeschaft. “Wij beoordelen leerlingen alleen nog maar met ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ‘goed’”, vertelt LO-docent Erwin van der Meulen, die tevens teamleider is. Docenten kijken naar deelname, inzet, samenwerken en – dit laatste is nog in ontwikkeling - jezelf verbeteren. “Maar dus niet naar prestaties. Plezier in bewegen vinden wij voor onze leerlingen het allerbelangrijkst.” 

Wij beoordelen leerlingen alleen nog maar met ‘onvoldoende’, ‘voldoende’ of ‘goed’

Erwin van der Meulen Teamleider en LO-docent

De verandering is ingegeven door een onderzoek dat Erwin zes jaar geleden las over de effecten van beoordeling op motivatie van leerlingen bij LO. “Het bevestigde onze eigen indruk dat beoordelen voor alle leerlingen slecht uitpakt: goede bewegers laten bij de beoordeling even zien dat ze het kunnen, maar doen in de les nauwelijks mee; minder goede bewegers zetten zich in tijdens de les, maar hebben bij de beoordeling zoveel stress dat ze niet kunnen laten zien wat ze in hun mars hebben.” 

Daarom staat in plaats van het toetsen nu het leren centraal. Dat werkt, zegt Erwin: “We hebben veel minder te maken met leerlingen die niet willen meedoen of met smoesjes komen. Nog steeds zijn er leerlingen die bewegen niet leuk vinden, maar de drempel om mee te doen is voor hen veel lager, omdat er geen oordeel meer aan verbonden is.” 

Vakken als Engels en LO zetten op François Vatel vmbo aan tot een andere manier van denken over toetsing en examinering. “Dat we aanjagers zijn is misschien wat veel gezegd”, zegt Erwin. “Maar zeker bij de praktijkvakken zoals horeca, bakkerij en recreatie zijn collega’s nu ook aan het kijken: moeten we niet op een andere manier gaan beoordelen? In die zin maakt onze aanpak wel wat los in de school.”