Weeklog Paul Rosenmöller: Voor welke arbeidsmarkt leiden wij PrO-leerlingen op?

De week van 14 t/m 20 november 2016.

Directeur Rob van Bever van een van de Amsterdamse scholen voor praktijkonderwijs, schetste het dilemma glashelder. Tijdens de regiobijeenkomst afgelopen week stelde hij dat het praktijkonderwijs de enige schoolsoort in het vo is die leerlingen opleidt voor de arbeidsmarkt. ‘Maar welke arbeidsmarkt?’, voegde hij er direct aan toe. Er zijn natuurlijk regionale verschillen, maar ook andere deelnemers aan de levendige discussie erkenden dat het werk dat deze leerlingen na een jaar of zes aankunnen, nauwelijks bestaat. Leiden we ze op voor de bank thuis of is er een alternatief?

Van Bever’s ervaring is dat een flinke groep, al dan niet via de entree-opleiding, mbo-2 aankan. Maar een groot probleem is de taaltoets waar ze voor moeten slagen alvorens toegang te krijgen tot mbo-2. ‘En als je kok wilt worden, is die taaltoets dan echt nodig?’, was de retorische vraag van Van Bever. Begrijpelijk, want hij ziet niets liever dan dat zijn leerlingen in plaats van op de bank op de arbeidsmarkt terecht komen.

Een goede beheersing van de Nederlandse taal (PrO-leerlingen hebben de meeste moeite met begrijpend lezen) is niet in alle gevallen en voor alle richtingen even noodzakelijk, waarbij het arbeidsmarktperspectief per richting overigens sterk kan variëren. Tegelijkertijd moeten we de lat voor leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs niet te laag leggen, zeker niet voor taal en rekenen. Zou hier voor PrO-leerlingen een ontheffing moeten gelden? Op de school van Van Bever gaat ongeveer 40% van de leerlingen naar het mbo, maar als de taaltoets zou vervallen, zo gaf hij aan, dan zou er nog wel 30% bijkomen. Ik vroeg me af of al deze leerlingen dan wel terecht praktijkonderwijs volgen, want het gemiddelde dat doorstroomt naar het mbo ligt landelijk op ongeveer 15%.

Hoe dan ook, het dilemma dat hij opwierp hield me de afgelopen dagen toch bezig. Kern van de zaak is of we voor PrO-leerlingen een ontheffing voor de taaltoets moeten bepleiten als ze naar mbo kunnen en een richting kiezen waar dit taalniveau strikt genomen niet nodig is. Of blijven we vasthouden aan een op zich begrijpelijke eis aan het niveau van taalbeheersing, met als gevolg dat ze thuis op de bank belanden? En die bank, zo zei Rob van Bever, leidt na verloop van tijd voor velen tot de zogenaamde neerwaartse spiraal en ongewenst gedrag. De Amsterdamse schoolleiders en de wethouder negen richting de uitzondering. Wie het weet mag het zeggen.