CPB neemt effectiviteit onderwijsmaatregelen onder de loep

19 juni 2016

In het rapport ‘Kansrijk Onderwijsbeleid’ beschrijft het Centraal Planbureau de effectiviteit van in totaal 160 onderwijsmaatregelen. Het positieve effect van homogene of parallelklassen – leerlingen van hetzelfde niveau op de basisschool reeds bij elkaar plaatsen – krijgt in de media de meeste aandacht.

De publicatie ‘Kansrijk onderwijsbeleid’ is geschreven om tegemoet te komen aan de vraag naar bewezen effectieve maatregelen in het onderwijs, schrijft het CPB. ‘Deze vraag is de afgelopen jaren sterk gegroeid. Deze groei is mede ingegeven door eerdere hervormingen in het onderwijs, zoals het studiehuis en de basisvorming, die enkele jaren na invoering alweer deels zijn teruggedraaid omdat werd getwijfeld aan hun effectiviteit.’

In het rapport passeert een keur aan maatregelen de revue. Van de invoering van een maatwerkdiploma (positief effect voor vakken op een hoger niveau afsluiten, onbekend voor vakken op een lager niveau), docenten coachen bij ontwikkelen van sociale vaardigheden (erg effectief) tot leren in een parallelklas (effectief, mits leerlingen worden uitgedaagd en docenten hoge verwachtingen hebben van leerlingen).

Homogene klas

Een van de maatregelen die het CPB onderzoekt is het instellen van homogene of parallelklassen in het basisonderwijs. Het CPB concludeert dat dit een positief effect heeft. Gemiddeld zouden leerlingen in een homogene klas bijna een half onderwijsniveau hoger scoren. Het CPB heeft het effect van deze maatregel ook voor het voortgezet onderwijs onderzocht. Ook hier zou sprake zijn van leerwinst, mits de leerlingen uitgedaagd blijven worden en bijvoorbeeld de exameneisen niet naar beneden worden bijgesteld. Dit vraagt om maatwerk en leraren die sociaal vaardig zijn en goed didactisch zijn onderlegd. De coachende vaardigheden van de docent zijn cruciaal.

Persoonsvorming

Het onderwijs heeft een brede opdracht, benadrukt de VO-raad in reactie op het rapport. Van scholen wordt verwacht dat ze zowel aandacht besteden aan de ontwikkeling van cognitieve als niet-cognitieve vaardigheden (zoals persoonsontwikkeling en burgerschap). Vanuit het perspectief van brede vorming is het onwenselijk om leerlingen al op vroege leeftijd op basis van niveau te selecteren. Voor de persoonlijke ontwikkeling en de voorbereiding van leerlingen op deelname aan de maatschappij is het juist belangrijk dat leerlingen in heterogene groepen functioneren. Dit voorkomt bovendien een tweedeling in het onderwijs: leerlingen van verschillende achtergronden ontmoeten elkaar in de klas en op school.

Het CPB definieert in haar rapport leerwinst breed; het heeft betrekking op zowel extra cognitieve als niet-cognitieve vaardigheden die leerlingen in het onderwijs leren. Maar constateert tevens dat goed ‘meetmateriaal’ voor niet-cognitieve vaardigheden schaars is. Dat maakt toch dat er uiteindelijk veel gewicht wordt toegekend aan de cognitieve vorderingen. Dit komt ook tot uiting in de maat die de onderzoekers hanteren: zij drukken leerwinst uit in onderwijsniveaus (vmbo, havo, vwo).

In de media

VO-raad voorzitter Paul Rosenmöller reageerde op BNR Nieuwsradio op de conclusie uit het CPB-onderzoek dat homogene of parallelklassen een positief effect hebben. Beluister het fragment.  


In de (sociale) media was veel kritiek te horen op het CPB-rapport. Onder andere in een opiniestuk in de Volkskrant werd gewezen op de smalle onderzoeksbasis: veel waardevolle studies worden niet in het onderzoek meegenomen en de conclusies over de homogene of parallelklassen zijn bijvoorbeeld gebaseerd op één Keniaanse studie.