Extra investeringsruimte bij gemeenten door rekening te houden met restwaarde schoolgebouwen

24 juni 2025

Het Programma Onderwijshuisvesting (POHV)* presenteerde op 19 juni 2025 de eerste standaard in een reeks: een generieke standaard voor de berekening van de 'circulaire restwaarde' van schoolgebouwen die circulaire schoolgebouwen financieel en duurzaam haalbaar maakt. Er volgen er nog meer standaarden in het programma waarvan de eerstvolgende in oktober volgt.

Het POHV streeft ernaar dat alle schoolgebouwen in Nederland onderwijs-adaptief, gezond, inclusief, energieneutraal én betaalbaar in gebruik zijn. Circulair bouwen – waarbij producten en materialen zó worden ontworpen dat ze hun waarde behouden en afval wordt geminimaliseerd – is daarvoor een uitgangspunt. Die meerwaarde wordt vaak niet meegenomen in de boekhouding.

Voor goede onderwijshuisvesting die bijdraagt aan het onderwijs en de klimaatdoelstellingen is circulair bouwen essentieel. Zolang de restwaarde van schoolgebouwen niet wordt meegenomen in businesscases en financiering, blijft die meerwaarde onzichtbaar. 

Ruimte voor investeringen

Gemeenten schrijven schoolgebouwen in hun boeken nu doorgaans af tot een waarde van 0. Ook als het gebouw niet meer voldoet voor het onderwijs, kan het materiaal waar het gebouw uit bestaat nog waarde hebben. Afschrijven tot 0 is daarmee niet heel realistisch. Juist schoolgebouwen bewijzen na de afschrijvingstermijn van 40 jaar nog waarde te hebben: ze worden doorgaans nog 30 jaar langer geexploiteerd. Door landelijk anders om te gaan met het afschrijven van een schoolgebouw, worden circulaire keuzes bij nieuwbouw en renovatie gestimuleerd, en kan meer ruimte gecreëerd worden om aan de voorkant in de kwaliteit van een schoolgebouw te investeren, binnen de gemeentelijke systematiek. Hiermee wordt het gat van inmiddels 1,3 miljard dat extra per jaar nodig is voor het op orde brengen van schoolgebouwen echter niet ingelopen.

Een uniforme aanpak

Tot nu toe gebruiken verschillende partijen uiteenlopende methodes om circulaire restwaarde in te schatten. Dat maakt vergelijking lastig en belemmert accounting-technische verwerking. Gemeenten maakten daarom niet massaal de keuze om anders af te schrijven. De nieuwe circulaire restwaarde-methodiek biedt een objectieve, transparante en breed toepasbare rekenwijze. De methodiek berekent de restwaarde van producten, elementen of modules op basis van de bouwkosten, met aftrek van kosten zoals demontage en transport. Dat maakt de uitkomst controleerbaar én bruikbaar voor uiteenlopende schoolgebouwen. De methodiek wordt inmiddels breed gedragen  door financiers, kostenspecialisten en de accountantskantoren, en op aan aantal plekken al toegepast.

De meerwaarde van restwaarde

Door de restwaarde al bij aanvang inzichtelijk te maken, kan deze worden meegenomen in de investeringscasus. Een belangrijke stap daarin is de rol van een kostenspecialist die deze restwaarde objectief en verifieerbaar vaststelt, zodat accountants deze systematiek goedkeuren in de jaarrekening van gemeenten. Dit leidt tot lagere kapitaallasten en maakt circulair bouwen niet alleen duurzamer, maar ook haalbaarder. De methodiek bouwt voort op de succesvolle aanpak die Invest-NL, een van de uitvoerders van het POHV, eerder ontwikkelde met het ministerie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) voor circulaire flexwoningen.

Circulair onderhoud

Het hanteren van de methodiek vraagt ook wat van de wijze van onderhoud, een taak die doorgaans bij de schoolorganisatie ligt. Het gebouw moet dan immers onderhouden worden op een manier die het circulair gebruik van het gebouw of de materialen na afschrijvingstermijn realistisch maakt. De sectorraden blijven daarom benadrukken dat exploitatielasten gemonitord moeten worden binnen het programma.  

Oproep aan gemeenten en de markt: doe mee en pas toe!

Breng gemeenten die op zoek zijn naar ruimte op de hoogte van het bestaan van de nieuwe standaard. Wij roepen gemeenten en marktpartijen op om deze methodiek breed toe te passen. Naast Invest-NL, Alba Concepts en bbn (ontwikkelaars van de standaard) hebben toonaangevende organisaties verklaard achter de ‘Circulaire Restwaarde Methodiek’ te staan. Organistaties als Cirkelstad, DGBC, KPMG, Deloitte, PwC, EY, Republiq, BCI Gebouw, IGG, Haskoning, Arcadis, Baker Tilly, Draaijer en de gemeentes Heerenveen en Veenendaal betuigden hun steun tijdens de presentatie op de Provada-stand van het ministerie van VRO.

*de standaard is ontwikkeld vanuit het Programma Onderwijshuisvesting (POHV) in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), PO-Raad en VO-raad.