Groepsgrootte vo vrijwel gelijk gebleven

21 december 2016

De gemiddelde groepsgrootte in het vo is in de afgelopen jaren min of meer gelijk gebleven en komt in de meeste gevallen niet boven de 30 leerlingen. Leraren, schoolleiders, leerlingen en ouders zijn over het algemeen tevreden over de groepsgrootte op hun school. Dit concludeert staatssecretaris Dekker in een brief aan de Kamer op basis van een onderzoek van Regioplan. Hij schrijft dat scholen hierbij weloverwogen afwegingen maken. Dekker benadrukt dan ook dat scholen de vrijheid moeten behouden om zelf de groepsindeling te bepalen.

Net als in 2013 heeft staatssecretaris Dekker ook in 2016 een onderzoek laten uitvoeren door Regioplan naar de ontwikkeling van de groepsgrootte in het vo. Uit dit onderzoek blijkt dat de gemiddelde groepsgrootte nagenoeg stabiel is gebleven en in de meeste gevallen niet uitkomt boven de 30 leerlingen. De groepsgrootte varieert per onderwijssoort, van gemiddeld zo’n 12 leerlingen in het praktijkonderwijs tot ongeveer 25 in het vwo. In onderstaande tabel vindt u de variatie per onderwijssoort.

Leraren, schoolleiders, leerlingen en ouders tevreden

Over het algemeen zijn leraren en schoolleiders tevreden met de groepsgroottes in het vo, zo blijkt uit het onderzoek. Ruim de helft is overwegend positief en nog eens ongeveer een derde beoordeelt het als neutraal. Leraren en schoolleiders zouden soms wel (enigszins) kleinere groepen willen inrichten, maar realiseren zich dat het beschikbare budget en de beschikbare formatie de mogelijkheden begrenzen.

Ook ouders en leerlingen lijken positief. In landelijke onderzoeken naar de tevredenheid van ouders en leerlingen over het onderwijs worden weliswaar vaak zorgen geuit over te grote klassen, omdat het in een (te) grote klas moeilijker is om alle leerlingen voldoende aandacht te geven. Maar in de praktijk krijgen scholen zelden of nooit klachten van ouders of leerlingen hierover.

Samenstellen groepsgrootte

Scholen maken ook weloverwogen afwegingen bij het samenstellen van deze groepsgrootte, zo schrijft Dekker in zijn brief. Uit het onderzoek blijkt dat hierbij vooral onderwijskundige en pedagogische afwegingen dominant zijn, de financiële ruimte is primair een randvoorwaarde. In de praktijk kiezen middelbare scholen om verschillende redenen bewust voor verschillende groepsgrootten: onderwijskundige redenen, de mogelijkheid om een breder vakkenpakket aan te bieden, de samenstelling van de leerlingenpopulatie op de school, functiedifferentiatie, de visie van de school, de aard van een vak, praktische redenen, en dergelijke.

Als blijkt dat sprake is van (te) grote groepen, kan dit doorgaans op schoolniveau worden opgelost, zo constateert de staatssecretaris. De kansen die de modernisering van de onderwijstijd en ict bieden worden hierbij volgens hem steeds meer gezien, maar nog in beperkte mate aangegrepen. Daar is nog winst te boeken, aldus Dekker.

Eigen keuzes

Al met al geven de bevindingen geen aanleiding tot ingrijpen vanuit de Rijksoverheid, zo concludeert Dekker: ‘Juist omdat scholen verschillen, is maatwerk van belang. Scholen moeten, in samenspraak met ouders en leraren, de ruimte hebben om te bepalen hoe zij het beste onderwijs kunnen bieden. Ik vertrouw erop dat scholen ook in de toekomst weloverwogen afwegingen blijven maken bij het samenstellen van groepen.’

Ook de VO-raad vindt het belangrijk dat het bepalen van de groepsgrootte aan scholen wordt overgelaten. Ontwikkelingen in het onderwijs – meer flexibiliteit in de onderwijsprogramma’s, gepersonaliseerd onderwijs, de inzet van ict etc. – vragen om een benadering waarbij scholen de ruimte krijgen om eigen keuzes te maken, om zo ieder op hun eigen manier goede onderwijskwaliteit te realiseren.

Download de Kamerbrief over groepsgrootte in het po en vo 2016 (20 december 2016).