Inspectie pleit voor doorgaande leerroute tussen lerarenopleiding en praktijk

13 juli 2016

De Inspectie van het Onderwijs roept minister Bussemaker op om te komen tot een structurele, systematische aanpak van een doorgaande professionaliseringsroute voor leraren. Dat bepleit de Inspectie op basis van een afgelopen week verschenen onderzoek, waarin de bevindingen worden gepresenteerd van een studie naar de eerstegraads hbo- en wo-lerarenopleidingen. De VO-raad wil tot afspraken komen met overheid, lerarenopleidingen en beroepsgroep over een doorgaande leerlijn tussen lerarenopleiding en schoolpraktijk.

Doorgaande leerroute

De Inspectie heeft het afgelopen jaar onderzoek gedaan naar de tevredenheid van afgestudeerden van de eerstegraads educatieve masteropleidingen in het hbo en het wo (in 2015 verschenen soortgelijke onderzoeken naar de pabo’s en de tweedegraads lerarenopleidingen). Een belangrijke conclusie is dat leraren in zowel de hbo- als wo-eerstegraads lerarenopleiding veel vakkennis en vakdidactiek meekrijgen, maar ook dat ze in de eerste jaren van hun loopbaan nog het nodige hebben bij te leren, bijvoorbeeld op pedagogisch-didactisch vlak. Dat geldt in het bijzonder voor afgestudeerden van de universitaire lerarenopleiding, zo blijkt uit het onderzoek. De Inspectie ziet onder hen relatief veel onvrede: één op de vijf ulo-afgestudeerden voelt zich niet voldoende voorbereid op de dagelijkse schoolpraktijk.

De Inspectie wijst op basis van deze bevindingen op de noodzaak om te komen tot een landelijk gedragen visie op doorgaande professionalisering: ook na de lerarenopleiding moeten beginnende leraren de kans krijgen om geleidelijk in het beroep te groeien en hun professionaliteit verder te ontwikkelen.

Systematische aanpak noodzakelijk

De VO-raad ziet al geruime tijd dat er bij zowel hbo- als wo-lerarenopleidingen veel goede stappen richting kwaliteitsverbetering worden gezet. Net als de Inspectie ziet ook de VO-raad daarnaast veel beloftevolle initiatieven van regionale samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen – zoals de partnerschappen rond opleiden in de school - en goede voorbeelden van de begeleiding van beginnende leraren. Wel ziet de VO-raad (soms grote) verschillen binnen en tussen regio’s als het gaat om de samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen: het is niet vanzelfsprekend dat er een goede, gelijkwaardige samenwerking is tussen school en lerarenopleiding.

Dit biedt aanleiding om de samenwerking tussen besturen en scholen in het voortgezet onderwijs, hogescholen en universiteiten de komende jaren verder te versterken. Met de Inspectie is de VO-raad daarbij van mening dat een systematische, meer structurele aanpak nodig is. Er moet krachtig worden ingezet op een doorlopende leerlijn op basis van een gelijkwaardige samenwerking en gedeeld eigenaarschap tussen lerarenopleidingen en scholen. De initiële opleiding, inductiefase in de onderwijspraktijk – de fase van beginnend leraar, groei in het beroep en socialisatie binnen de school – en het daarna aantoonbaar door blijven leren, moeten meer verbinding en samenhang gaan vertonen. Dat pleidooi heeft de VO-raad eerder neergelegd en beschreven in zijn actieplan 'Naar een aantrekkelijk lerarenberoep in een sterke sector'.

Regionale partnerschappen rond opleiden in de school en de begeleiding van startende leraren zijn daarbij waardevolle vormen van samenwerken, die om een meer structurele inbedding vragen. Om tot een verbeterde samenwerking en doorlopende leerlijn te komen, zijn daarnaast landelijke en regionale afspraken nodig over het opleidingsprogramma, de bekostiging en over taken, rollen en verantwoordelijkheden. De oproep van de Inspectie aan de minister ziet de VO-raad in dat licht als een aanmoediging om het landelijke gesprek daarover met overheid, lerarenopleiding en beroepsgroep snel te openen.