Kansengelijkheid: minister kiest voor stapsgewijze aanpak

10 maart 2023

Geen ingrijpende inhoudelijke wijzigingen, maar een stapsgewijze aanpak om de gelijke kansen in het onderwijs te bevorderen. Dat is de koers die minister Wiersma kiest in de op 10 maart verschenen Kamerbrief over kansengelijkheid in het funderend onderwijs.

De brief bevat vooral voornemens en maatregelen die de minister al eerder bekend heeft gemaakt, zoals versterking van de basisvaardigheden en het invoeren van een rijke schooldag. Wel komt er 105 miljoen euro extra beschikbaar voor het leerplusarrangement en wordt de huidige stimuleringsregeling voor brede brugklassen gecontinueerd. De minister vindt het te vroeg om concrete stappen te zetten naar een generieke driejarige brede-brugperiode, zoals de Onderwijsraad adviseert.

Stimuleren brede brugklassen

Minister Wiersma kiest niet voor een generiek verplichte driejarige brede-brugperiode op alle scholen. De Onderwijsraad heeft dit eerder bepleit. De minister deelt de visie van de Onderwijsraad, maar ziet te veel risico’s om een dergelijke stelselwijziging nu in gang te zetten. In plaats daarvan wil hij scholen die hiervoor mogelijkheden zien financieel ondersteunen. Ook geeft hij aan ‘overstapklassen’ te willen inrichten om de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs te versoepelen.

De VO-raad vindt het jammer dat de minister hier geen grotere ambities ten toon spreidt en dit doorschuift naar een nieuw kabinet. Als het kabinet echt werk wil maken van de kansengelijkheid in het onderwijs, dan is het aanpakken van de vroegselectie in het Nederlandse onderwijs een van de belangrijkste knoppen om aan te draaien. Nationaal en internationaal onderzoek laat dat keer op keer zien. Scholen kunnen deze maatschappelijke opdracht niet enkel met een subsidieregeling realiseren.

Leerplusarrangement opgeplust

De minister gaat het leerplusarrangement met ingang van 1 januari 2024 versterken via twee lijnen. Ten eerste door met een verbeterde indicator te gaan werken – de CBS-indicator die uitgaat van de kenmerken van leerlingen zelf, in plaats van het gebied waarin zij wonen. De CBS-indicator is in het voortgezet onderwijs eerder gebruikt voor verdeling van de achterstandsmiddelen in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs (NPO-middelen). Ten tweede wordt het budget voor het leerplusarrangement vanaf 2024 structureel met € 105 miljoen verhoogd tot een totaal van € 157 miljoen. Dit laatste wil de minister samen laten gaan met meer kennis en verantwoording.
Ook wordt de huidige stimuleringsregeling voor brede brugklassen gecontinueerd en komt er onderzoek naar het aantrekkelijker maken van brede scholen. Daarnaast geeft de minister aan de regeling voor de arbeidsmarkttoelage – in overleg met sociale partners – alvast te verlengen tot eind 2023. Hij loopt hiermee vooruit op een structurele regeling hiervoor.

De beleidsvoornemens in vogelvlucht

De inzet op kansengelijkheid wordt in de brief onderverdeeld in vijf thema’s waarop de minister wil toewerken naar onderwijs met meer mogelijkheden tot flexibiliteit, met selectie op een passend moment en meer kansen voor leerlingen.

  1. Kansrijk aan de start: kansen vergroten voor jonge kinderen.
    Focus op de startpositie van jonge kinderen: investeringen in de kwaliteit en het bereik van voor- en vroegschoolse educatie.
  2. De basis op orde: goed onderwijs vooral waar dat het meeste nodig is.
    Garanderen van de basiskwaliteit van het onderwijs: met een meerjarige aanpak aan de basisvaardigheden voor leerlingen en door de beschikbaarheid van goede leraren, vooral waar dat het meeste nodig is.
  3. Gelijke toegang tot onderwijs.
    Stimuleren dat leerlingen ongeacht het inkomen van hun ouders toegang hebben tot scholen en extra activiteiten.
  4. Meer dan school: de bredere ontwikkeling van kinderen.
    Verrijking van de omgeving voor kinderen en jongeren: in het programma School en Omgeving bieden gemeenten, scholen en maatschappelijke organisaties een rijke schooldag aan leerlingen.
  5. Flexibiliteit en ruimte voor ontwikkeling
    Vergroten van flexibiliteit en maatwerk in het onderwijs: praktijkgerichte programma’s in het hele onderwijs en meer flexibiliteit in de overgang naar voortgezet onderwijs met als doel te komen tot:
    • Meer ruimte voor leerlingen om te ontdekken wat ze kunnen en willen.
    • Beter zicht op de ontwikkeling van leerlingen.
    • Makkelijker doorstromen.
    • Versterken van regionale en organisatorische samenwerking tussen scholen.
    • Schooladviezen die recht doen aan leerlingen.