OESO: minder onderwijskansen voor leerlingen met migratieachtergrond

21 maart 2018

Nederlandse leerlingen met een migratieachtergrond hebben minder kansen in het onderwijs dan leerlingen zonder migratieachtergrond. Dit concludeert de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) in een nieuw rapport, waarin de prestaties van leerlingen met een migratieachtergrond uit 35 landen met elkaar worden vergeleken. Volgens de OESO moet meer worden gedaan om migrantenkinderen kansen te bieden op school en in de maatschappij.

Leerlingen met een migratieachtergrond komen vaker uit armere gezinnen, en een dergelijke situatie heeft nadelige gevolgen voor hun schoolcarrière, stellen de onderzoekers in het rapport. Maar ook migrantenkinderen uit rijkere gezinnen krijgen bij een gelijke citoscore bijvoorbeeld minder snel een advies voor havo of vwo dan kinderen met een Nederlandse achternaam. Afkomst lijkt dus ook een rol te spelen.

Zeker in een systeem waarbij leerlingen al op 11- of 12-jarige leeftijd in een onderwijssoort worden ingedeeld en het lastig is om daarna nog te switchen, worden de kansen van kinderen met een migratieachtergrond zo sterk beperkt, aldus Maurice Crul (hoogleraar diversiteit en onderwijs aan de Vrije Universiteit van Amsterdam) en Ilias El Hadioui (socioloog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam) in een reactie op het rapport aan de NOS.

Crul laat aan de NOS weten dat het goed voor de kansengelijkheid van leerlingen met een migratieachtergrond zou zijn om meer brede brugklassen te hebben, zodat kinderen ook op de middelbare school nog twee jaar de tijd hebben om te kunnen laten zien wat ze kunnen.

Ook de VO-raad is een voorstander van een groter aanbod van brede brugklassen, als een van de manieren om alle leerlingen – ongeacht hun afkomst of thuissituatie – gelijke kansen te bieden. Het thema kansengelijkheid staat hoog op de agenda; de VO-raad bepleit hierbij actie vanuit zowel de politiek als de vo-sector