Onderzoek naar moslimdiscriminatie in het voortgezet onderwijs

16 februari 2015

In een onderzoek van de Anne Frank Stichting geeft bijna twee op de drie docenten aan in 2014 getuige te zijn geweest van incidenten in de klas die zij in verband brengen met moslimdiscriminatie. De docenten geven bijna allemaal aan in te grijpen bij discriminatie in de klas, met name door de daders mondeling terecht te wijzen of in gesprek te gaan met de betrokkenen in de klas. Ook blijkt uit het onderzoek dat docenten waarde hechten aan scholing over goede omgangsvormen, over stereotypering en beeldvorming en over het voorkomen van discriminatie en vooroordelen.

Uit het onderzoek van de Anne Frank Stichting, waaraan 498 docenten meededen, blijkt dat (media)aandacht voor overlast en crimineel gedrag van moslims door docenten vaak als aanleiding van de incidenten wordt gezien. Ook aandacht voor terrorisme of terroristische organisaties in binnen- en buitenland wordt door docenten als mogelijke aanleiding van de incidenten gezien.

Het onderzoek is een vervolg op een onderzoek van de Anne Frank Stichting in 2013 naar antisemitisme in het voortgezet onderwijs. Uit de onderzoeken komt een vergelijkbaar beeld naar voren. Het gaat zowel bij moslimdiscriminatie als bij antisemitisme in de meeste gevallen om beledigingen en scheldpartijen, maar ook ernstigere incidenten zoals vernielingen en mishandelingen komen voor. Uit beide onderzoeken komt naar voren komt dat docenten de problematiek vooral generiek willen aanpakken: niet de aandacht beperken tot één type discriminatie, maar een algemeen antwoord tegen alle vormen van discriminatie.

Discriminatie onacceptabel

De VO-raad benadrukt in reactie op het onderzoek van de Anne Frank Stichting dat discriminatie op school onacceptabel is. Een sociaal veilige omgeving op scholen is een voorwaarde voor kinderen om te kunnen leren en voor personeel om goed te kunnen functioneren. Dat discriminatie een belangrijk aandachtspunt blijft in het onderwijs, bleek ook uit recent onderzoek door het Sociaal en Cultureel Planbureau. 10% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs geeft aan in 2013 te maken te hebben gehad met discriminatie.

De VO-raad ziet het tegengaan van discriminatie als onderdeel van een brede aanpak om een sociaal veilige omgeving op school te creëren. Om scholen en docenten te ondersteunen bij het omgaan met maatschappelijke problemen als pesten, radicalisering en discriminatie in de breedste zin van het woord, heeft de VO-raad samen met de PO-Raad het actieplan Sociale veiligheid op school gemaakt. Hierin wordt meer bekendheid gegeven aan beschikbare programma’s en professionaliseringsmogelijkheden op het gebied van sociale veiligheid, worden bijeenkomsten rondom sociale veiligheid georganiseerd, handreikingen voor docenten en schoolleiders beschikbaar gesteld en ambassadeurs ‘sociale veiligheid’ aangesteld om individuele scholen te ondersteunen bij zaken als omgaan met discriminatie.

Daarnaast is het belangrijk dat scholen zich bij de aanpak van maatschappelijke problemen gesteund weten door gemeente, politie, en maatschappelijke organisaties. Ook vindt de VO-raad dat er binnen de lerarenopleidingen meer aandacht moet komen voor het bespreekbaar maken en omgaan met maatschappelijke problemen als radicalisering, pesten en discriminatie in de klas.