Schoolbestuur wint kort geding over inhoud en openbaarmaking Inspectierapporten

05 december 2018

De Onderwijsinspectie is door de rechtbank Den Haag teruggefloten betreffende de vaststelling en openbaarmaking van haar rapporten in het kader van de vierjaarlijkse reguliere onderzoeken op VO-scholen. De rechtbank heeft een uitspraak gedaan in een kort geding procedure die de Stichting voor Persoonlijk Onderwijs voor vier scholen tegen de Onderwijsinspectie had aangespannen. De stichting had op tien punten kritiek op de inhoud van het inspectierapport. De rechter stelt het schoolbestuur in het gelijk.

Uit deze uitspraak blijkt dat een onderwijsinstelling zich niet zomaar hoeft neer te leggen bij de inhoud van een rapport van de Onderwijsinspectie, indien het rapport inhoudelijk onjuistheden bevat en er door de Onderwijsinspectie geen onderscheid is gemaakt tussen haar taken ten aanzien van het naleven van wettelijke voorschriften en bevindingen voor het stimuleren van kwaliteit. De rechter oordeelde dat de Onderwijsinspectie de betreffende rapporten moest intrekken, niet opnieuw met de betreffende inhoud mocht vaststellen en niet openbaar mocht maken.

Het is eerste keer dat de rechter zich heeft gebogen over de exacte formulering in de wet over het onderscheid tussen de controlerende en stimulerende taak van de Inspectie.  

Eis om het predicaat ‘goed’ toe te kennen

Meest opvallende eis van de stichting in het kort geding was om het predicaat ‘goed’ toe te kennen aan de vwo-afdeling van de Isaac Beeckman Academie. De waardering van de onderwijsresultaten met een voldoende is volgens hen in strijd met het zorgvuldigheids- en gelijkheidsbeginsel. Ze vergelijkt zich hiervoor met een school in Culemborg, met volgens de stichting vergelijkbare onderwijsresultaten, die dat predicaat van de Inspectie kreeg.

De Inspectie verweert zich dat het predicaat ‘goed’ wordt toegekend in de context van de specifieke school. Dit betekent geen vergelijking met andere scholen. Maar, zegt de rechter, dan “is het wel opvallend dat een soort ‘score’ wordt toegekend die voor vergelijking vatbaar is”. De gemiddelde lezer zal deze nuancering niet begrijpen volgens de rechter. En hier toch “vergelijkende waarde aan toekennen”. De Inspectie wordt dan ook in overweging gegeven dit als zodanig in zijn rapportage te verwerken.