Stijging van de pensioenpremie: wat betekent dit voor het voortgezet onderwijs?

30 november 2016

Vorige week besloot het ABP-bestuur de pensioenpremie te verhogen en kondigde het kabinet aan de gevolgen van deze stijging te compenseren. Op dit moment is nog niet exact bekend of deze compensatie de stijging van de loonkosten volledig dekt.

Op vrijdag 25 november 2016 heeft het kabinet het volgende aan de Tweede Kamer geschreven: ‘De premiestijging in combinatie met reeds overeengekomen loonstijgingen bij veel onderwijssectoren en de sector politie, heeft tot zorg geleid voor budgettaire problemen. Door nu reeds de loonruimte 2017 inclusief extra middelen vast te stellen, wordt voorkomen dat er op leraren en agenten bezuinigd moet worden. Met deze bijstelling is een bedrag van 330 miljoen euro gemoeid. Hiermee is in 2017 een loonstijging van gemiddeld 1% bij onderwijs, politie en andere kabinetswerkgevers gedekt.”

Het kabinet komt binnenkort met een nadere specificatie van dit bedrag. Op basis daarvan kunnen we bepalen wat dit concreet betekent voor het voortgezet onderwijs.

Vragen en antwoorden

Hieronder vindt u een aantal vragen en antwoorden over de opbouw van de premie 2017 en de stijging van de loonkosten.

1. Wat is de nieuwe premie?
Het ABP-bestuur heeft besloten het totale premiepercentage te verhogen met 2,7%-punt van 21,9% naar 24,6%. Het totale premiepercentage bestaat uit de volgende componenten:

  2017 2016
Ouderdoms- en partnerpensioen 21,1% 18,8%
ANW-compensatie 0,4% 0,3%
Arbeidsongeschiktheidspensioen 0,5% 0,5%
VPL-compensatie* 2,6% 2,3%
Totaal pensioenpremie 24,6% 21,9%


2. Komt de premiestijging volledig voor rekening van de werkgever?
Nee. Alleen de VPL-compensatie wordt volledig door werkgevers betaald. Voor de overige premies geldt dat werkgevers 70% betalen en werknemers 30%. In 2017 is het werkgeversdeel 18% (nu 16,02%) en het werknemersdeel 6,6% (nu 5,88%) van de totale pensioenpremie. In onderstaande tabel is een uitsplitsing opgenomen.

  Totale premie Werkgeversdeel Werknemersdeel
Ouderdoms- en partnerpensioen 21,1% 14,77% 6,33%
ANW-compensatie 0,4% 0,28% 0,12%
Arbeidsongeschiktheidspensioen 0,5% 0,35% 0,15%
VPL-compensatie 2,6% 2,60% 0,0%
Totaal pensioenpremie 24,6% 18,00% 6,60%


3. Wat merken werknemers van de hogere premie?
De bijdrage van de werknemers stijgt met 0,72%-punt van 5,88% naar 6,6%. Een hogere bijdrage door de werknemer betekent een daling van het netto-inkomen. Deze daling is overigens niet gelijk aan de stijging van de premie. De bijdrage aan de pensioenpremie telt namelijk niet mee met het loon waarover belasting betaald moet worden.

Op de website van het ABP staat een voorbeeld van een ABP-deelnemer met een maandinkomen van 3.500 euro bruto. Voor deze deelnemer betekent de verhoging van de premie in 2017 dat hij per maand ongeveer 11 euro netto meer aan pensioenpremie betaalt. De werkgever betaalt voor deze werknemer ongeveer 50 euro meer.

4. Wat betekent de premieverhoging voor de loonkosten?
Het werkgeversdeel van de premie stijgt met 1,98%-punt (werkgeversdeel was 16,02% in 2016 en wordt 18%). De loonkosten stijgen niet met hetzelfde percentage maar met 1,2%. Uitgedrukt in euro’s gaat het hier om extra loonkosten van ongeveer 70 miljoen euro.

5. Wat zijn de stijgingen van de loonkosten in 2016 en 2017 door de premiestijging en andere cao-afspraken?
Per 1 april 2016 steeg de premie voor het ouderdoms- en partnerpensioen met 1%-punt van 17,8% naar 18,8%. Nu stijgt de pensioenpremie nogmaals per 1 januari 2017. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over een eenmalige uitkering van 500 euro in 2017. De extra loonkosten opgenomen voor 2016 en 2017 uitgedrukt in een percentage van de GPL zijn als volgt:

Kosten 2016** 2017
Eenmalige uitkering van 500 euro   0,9%
Stijging pensioenpremie (1%-punt respectievelijk 2,7%-punt) 0,4% 1,2%
Totaal 0,4% 2,1%


* VPL-compensatie; dit is de tegemoetkoming voor de afschaffing van de regeling voor vroegpensioen (FPU).
** De 3% loonstijging per 1 juli 2016 is hier niet meegenomen, omdat die niet relevant is voor 2017.