Uit de cijfers blijkt: onderwijshuisvesting piept en kraakt in zijn voegen

Uit de jaarlijkse sectorrapportage van de VO-raad blijkt dat de verouderde onderwijshuisvesting nog altijd een enorm probleem is. De rapportage spreekt daarnaast van de groei aan heterogene brugklassen, de impact van verborgen personeelstekorten en het tekort aan middelen voor verdere digitalisering. De sectorrapportage biedt jaarlijks een actueel overzicht van trends en ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs.

Verouderde onderwijshuisvesting

Veel schoolgebouwen in het basis- en voortgezet onderwijs zijn verouderd, hebben een slecht binnenmilieu, zijn ontoegankelijk én slecht geïsoleerd. Eén op de vijf gebouwen heeft zelfs energielabel G. Een groot deel van de gebouwen heeft zelfs nog helemaal geen label, omdat dit voor onderwijsgebouwen niet verplicht is. Ruim de helft van de vo-schoolgebouwen (57%, zo’n 900 gebouwen) is meer dan 45 jaar oud. Veruit de grootste groep gebouwen stamt uit de periode 1946–1978 (33%). Slechts 1% van de gebouwen is gebouwd na 2023. Daarmee is het vernieuwingstempo laag en neemt zelfs af.

In een schoolgebouw sluiten onderwijsvisie en onderwijsgebouw op elkaar aan: er zijn voldoende en verschillende ruimtes om het soort onderwijs te geven dat deze tijd en het onderwijsconcept van de school vraagt.

Verder zou een schoolgebouw inclusief moeten zijn, een gezond binnenklimaat moeten hebben, energiezuinig, duurzaam en betaalbaar in de exploitatie moeten zijn. In de praktijk voldoet een groot deel van de gebouwen hier niet aan. Er is tot aan 2050 1,3 miljard euro per jaar extra nodig om de achterstand in de vernieuwing van schoolgebouwen in te lopen en schoolgebouwen toekomstbestendig te maken volgens de doelstellingen voor 2050: gebouwen die adaptief zijn voor het onderwijs, een gezond binnenmilieu hebben, duurzaam zijn en faciliteren dat leerlingen thuisnabij naar school kunnen ongeacht hun ondersteuningsbehoefte. Daarbij zijn de extra kosten voor beheer en exploitatie of extra ruimtebehoefte in het kader van inclusie nog buiten beschouwing gelaten.

Steeds meer heterogene brugklassen

Bijna 60% van de leerlingen begint hun schoolloopbaan in een gemengde brugklas, waarin twee of meer onderwijsniveaus worden aangeboden. In schooljaar 2024-2025 bood bijna de helft (46%) van de vestigingen in het eerste leerjaar zowel heterogene als homogene brugklassen aan. In 2020–2021 was dat nog 44%. Het aandeel scholen met uitsluitend homogene brugklassen daalde in dezelfde periode van 29% naar 26%. De VO-raad is blij met deze ontwikkeling, omdat leerlingen zo beter kunnen ontdekken welke onderwijsrichting het meest bij hun past. Dit maakt de onderbouw flexibeler voor leerlingen.

Niet alleen heterogene brugklassen dragen hieraan bij, ook brede scholengemeenschappen zorgen ervoor dat de onderbouw flexibeler kan worden ingericht. Daardoor kunnen leerlingen makkelijker overstappen naar de onderwijsrichting die het beste aansluit bij hun talenten.

Uit een eerdere themarapportage van de VO-raad over brede scholengemeenschappen blijkt dat leerlingen daar meer tijd en mogelijkheden krijgen om op een passende onderwijsplek terecht te komen, zonder van school te hoeven te wisselen. Dit is vooral gunstig voor leerlingen uit lagere sociaal-economische achtergrond. Zij krijgen namelijk vaker een schooladvies dat niet goed bij hen blijkt te passen.

Daarnaast blijven leerlingen op een brede scholengemeenschap minder vaak zitten. Dat is positief, omdat doubleren vaak negatieve effecten heeft op de motivatie en verdere schoolcarrière van leerlingen. Op smalle(re) scholen werkt het andersom: daar doubleren kinderen vaker, maar stromen ze minder vaak op of af.

Verborgen tekorten

In bijna zeven op de tien gevallen wordt een openstaande positie opgevuld zonder vacature, waardoor het tekort formeel niet zichtbaar is. Dit worden ‘verborgen tekorten’ genoemd.Het zichtbare tekort aan schoolleiders is in 2024 met 106 fte (3,5%) lager dan in 2023 (4,3%). Ook hier betreft het grotendeels verborgen tekorten die met tijdelijke krachten worden ingevuld.

De VO-raad maakt zich zorgen: intern schuiven met personeel verhoogt de werkdruk en vergroot het risico op uitval. Creatieve oplossingen zijn weliswaar nuttig voor de korte termijn en om acute situaties te verlichten, maar niet houdbaar. Om ruimte te creëren en deze extra druk te verlichten pleit de VO-raad voor minder administratieve lasten, minder regels en meer vrijheid voor scholen om hun onderwijs op een voor hun passende manier te organiseren.

Zorgen over digitaliseringsopdracht

Twee derde van de scholen verwacht dat hun ICT-budget over twee jaar niet meer toereikend is. Uit de Monitor Digitalisering Onderwijs van de PO-Raad, VO-raad en Kennisnet blijkt dat het tekort aan financiële en personele ondersteuning een belangrijke belemmering vormt voor de verdere ontwikkeling van digitalisering in het onderwijs. Tegelijkertijd vraagt professionalisering en beleid rond digitalisering om meer aandacht en samenhang.