Bewegingsonderwijs vooruit brengen via delen van kennis en ervaringen

10 september 2018

Om alle kinderen de voordelen van bewegen mee te geven, zou het wettelijk verplicht moeten worden dat leerlingen in het po, vo en mbo op school minimaal twee keer per dag een half uur sporten/bewegen. Dit adviseren de Nederlandse Sportraad, Onderwijsraad en Raad voor Volksgezondheid en Samenleving in het recent gepubliceerde rapport ‘Plezier in bewegen’. Ook de VO-raad vindt het belangrijk dat er op scholen een goed sport- en beweegaanbod is. Om dit – waar nodig – verder te brengen, is volgens de VO-raad echter niet een verscherping van de wettelijke opdracht, maar het verder ontsluiten van kennis en voorbeelden op dit vlak de oplossing.

In het rapport wordt benadrukt dat veel scholen sport en bewegen nog te beperkt aanbieden, en dat er grote kwalitatieve en kwantitatieve verschillen zijn op dit vlak tussen scholen. Het bestaande landelijke beleid en de wet- en regelgeving geven volgens de opstellers nu te weinig richting; de wettelijke eisen (kerndoelen) zijn multi-interpretabel en kennen geen minimum aantal uren en subsidieregelingen vanuit de Rijksoverheid zijn vaak niet structureel van karakter.

De raden stellen dat om te garanderen dat alle kinderen kunnen profiteren van een goed sport- en beweegaanbod, het wettelijk verplicht moet worden dat alle scholen een minimum aantal uren sport en bewegen aanbieden. Leerlingen zouden op school minimaal twee keer per dag een half uur matig intensief moeten bewegen, tijdens de gymles én daarbuiten: bijvoorbeeld bij andere vakken (bewegend leren) of tijdens activiteiten in de pauze of na- en voor schooltijd. Scholen zouden zelf moeten kunnen bepalen hoe ze deze tijd precies invullen.

De VO-raad deelt het belang dat de raden toeschrijven aan sport en bewegen op school, maar herkent zich niet in het beeld dat er in het vo sprake is van een beperkt aanbod. Op veruit de meeste vo-scholen is er al veel aandacht voor sport en bewegen, onder meer via de Gezonde School aanpak. Wel is het goed om te kijken hoe het aanbod eventueel verder kan worden versterkt en meer in het verdere onderwijs kan worden geïntegreerd*. Dit bereik je volgens de VO-raad echter niet door wettelijk een minimum aantal uren voor sport en bewegen vast te leggen voor scholen, maar vooral door scholen verder te ondersteunen en inspireren op dit vlak, bijvoorbeeld via het ontsluiten van kennis en goede voorbeelden. Het advies voor een verplicht minimum aantal uren sport- en beweegonderwijs is dus onnodig. Deze wettelijke verplichting botst ook met de visie dat – zoals de raden ook onderschrijven – elke school een eigen context en leerlingpopulatie heeft en de vrijheid moet hebben om op de eigen manier invulling te geven aan het (sport- en beweeg)onderwijs.

Gedeelde verantwoordelijkheid

De VO-raad kan zich wel vinden in het advies van de raden dat scholen - onder regie van de gemeente - meer de samenwerking kunnen zoeken met sportverenigingen, overheids- en maatschappelijke organisaties en bedrijven, om hun sport- en beweegaanbod verder te brengen. Zo zouden scholen kunnen werken met 'beweegteams', waar naast vakleraren ook buurtsportcoaches, oud-topsporters en gekwalificeerde trainers van sportclubs deel van uitmaken. Het zou mogelijk moeten worden dat zij onder leiding van vakleraren bewegingsonderwijs geven.

Meer samenwerking biedt volgens de VO-raad kansen om tot een nog beter sport- en beweegaanbod te komen, zowel kwalitatief als kwantitatief. De VO-raad ziet het versterken van het sport- en beweegaanbod voor kinderen (op scholen) ook als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de bovengenoemde partijen.

* Momenteel denkt een ontwikkelteam van curriculum.nu hier ook over na.