Wetsvoorstel Bestuurlijke Harmonisatie Beroepsonderwijs: technische exercitie of stelselwijziging?

16 juni 2021

Is het wetsvoorstel Bestuurlijke Harmonisatie Beroepsonderwijs een ‘technische’ exercitie of hebben we hier te maken met een meer ingrijpende stelselwijziging? Diverse fracties in de Tweede Kamer vroegen zich dat af tijdens het debat over het wetsvoorstel op woensdagavond 16 juni in aanwezigheid van minister van Engelshoven.

Uit dit debat kwam naar voren dat het lastig is om de impact van dit wetsvoorstel goed in te schatten en een concrete voorstelling te maken wat een ‘bestuursoverdracht zonder institutionele fusie’ voor ouders, leerlingen en onderwijspersoneel concreet gaat betekenen. Ook waren er kritische vragen over de invalshoek van bestuurlijke schaalvergroting als oplossing voor krimpregio’s. Heeft de minister nog alternatieve opties overwogen?  De minister benadrukte dat het wetsvoorstel de lat voor fusies niet verlaagt. Hiervoor blijft toestemming van de minister vereist. Ook behouden vo-scholen hun eigenheid aldus de minister én veelal hun vertrouwde locatie.

De aanleiding voor het wetsvoorstel

De directe aanleiding van dit wetsvoorstel is de aanvankelijke uitzonderingssituatie voor het groene vmbo-onderwijs -zoals vormgegeven in de AOC’s- op te heffen en de nieuwe situatie goed juridisch te borgen. De positie die het groene vmbo-onderwijs van oudsher innam wordt hiermee juridisch in lijn gebracht met de rest van het voortgezet onderwijs. Het is voor het groene vmbo-onderwijs van belang dat dit onderdeel van dit wetsvoorstel snel in werking treedt. Daarnaast maakt het wetsvoorstel bestuurlijke samenwerking tussen instellingen en scholen mogelijk in verschillende onderwijssectoren door vorming van nieuwe verticale scholengemeenschappen, bestaande uit een mbo-instelling en een school voor pro, vbo en/of mavo. Een verticale scholengemeenschap maakt van de instelling en de vo-scholen een organisatorische eenheid en geeft het bestuur handvatten om de organisatie van het onderwijs in de keten in samenhang te bezien.

Beperken tot de essentie

De VO-raad heeft in aanloop naar het Kamerdebat een brief gestuurd waarin we onze aandachtspunten bij het wetsvoorstel aangeven en onze zorgen uiten over de signalen die wij kregen over het nog verder vergroten van de reikwijde van het wetsvoorstel. De VO-raad heeft in deze brief de Kamer opgeroepen om dit wetsvoorstel nu tot de essentie te beperken en te regelen wat er nu geregeld moet worden. Ook heeft de VO-raad aangegeven geen voorstander te zijn van een uitbreiding van het wetsvoorstel met de schoolsoorten havo en vwo.

Tijdens het Kamerdebat drong een aantal fracties echter aan om het mogelijk te maken dat ook brede scholengemeenschappen met een havo/vwo deel kunnen uitmaken van een verticale scholengemeenschap (VSG). Juist in krimpregio’s zijn er brede scholengemeenschappen en met het oog op kansengelijkheid bieden bredere scholengemeenschappen meer mogelijkheden.  Het CDA en D66 hebben hier ook een amendement voor ingediend. De VO-raad is geen voorstander van een dergelijke uitbreiding omdat de doorstroomperspectieven voor het merendeel van havo- en vwo-leerlingen niet op het mbo maar op het hoger onderwijs zijn gericht. In inhoudelijk opzicht biedt een dergelijke uitbreiding in de huidige onderwijscontext geen toegevoegde waarde. Verder hield het CDA een pleidooi om een VSG met meerdere scholen te kunnen stichten en diende hiervoor ook een motie in. In het wetsvoorstel is samenvoeging beperkt tot één school.  De minister heeft toegezegd om op dit punt de werking van de wet over drie jaar te evalueren en te kijken of hier behoefte aan is.

De VO-raad is kritisch over uitbreidingen gericht op meerdere scholen én schoolsoorten; ook past het niet bij dit  – technische - wetsvoorstel om dergelijke fundamentele ingrepen in het onderwijsbestel te doen. Bovendien zijn goede alternatieven voor handen om de regionale samenwerking gestalte te geven.  De VO-raad heeft samen met alle onderwijspartners een toekomstvisie voor het onderwijs gepresenteerd. We vinden het ongewenst om in het kader van dit specifieke wetsvoorstel nu dergelijke ingrijpende maatregelen te nemen.  

Relatie met grotere kwesties

Het wetsvoorstel raakt zoals gezegd enkele grotere kwesties in het onderwijs zoals de kansengelijkheid, de krimp, de medezeggenschap in het onderwijs en artikel 23. De fracties vroegen hier aandacht voor. Waarom is voor het - in het onderwijs atypische - mbo-model van medezeggenschap (WOR) als uitgangspunt genomen en niet de WMS? Tijdens het debat vroegen de fracties ook aandacht voor de toegankelijkheid van het mbo onderwijs omdat mbo-instellingen altijd bijzondere instellingen zijn. Een concreet uitvloeisel hiervan is dat mbo-leerlingen van niveau 1 en 2 de grondslag van de mbo-school respecteren, maar mbo-leerlingen voor niveau 3 en 4 deze ook moeten onderschrijven. Hier was vanuit diverse fracties veel kritiek op. Ook dit issue – dat artikel 23 rechtstreeks raakt – wilde de minister loskoppelen van dit wetsvoorstel.

Voor de hierboven genoemde en enkele andere thema’s zijn amendementen en moties ingediend. Over deze amendementen en moties wordt a.s. dinsdag gestemd.