Eerst de structuur, dan de cultuur - kennisgedreven werken bij het Openbaar Onderwijs Groningen (de start)

03 maart 2021

Samen sterk in leren is het motto van stichting Openbaar Onderwijs Groningen. Dat geldt niet alleen voor het onderwijs op de achttien basisscholen, veertien middelbare scholen en vier scholen voor speciaal onderwijs, de stichting wil ook een lerende organisatie zijn met een sterke nadruk op professionalisering. Om onderzoek binnen de organisatie een vaste en duidelijke plek te geven worden didactoraten opgericht. Tom Drukker is projectleider Onderzoeksagenda, Albert Noord is rector op het Harens Lyceum, en voorzitter van de Groninger Opleidingsschool (GOS).
Over de serie 'Op onderzoek uit: 3 scholen op weg naar meer kennisgedreven werken'

Dit artikel maakt deel uit van een serie 'Op onderzoek uit: drie scholen op weg naar meer kennisgedreven werken' van de VO-raad. We volgen dit schooljaar drie scholen die bezig zijn met een ontwikkeling richting meer kennisgedreven werken. Er wordt meegekeken met schoolleiders, onderzoekscoördinatoren, docenten en bij één school met een lector. Hoe ervaren zij het proces? Wat zijn de opbrengsten en meerwaarde voor de school, voor het onderwijs en voor de personen zelf? En welke obstakels komen zij tegen? Wat doet de ontwikkeling met de professionalisering van leraren?

De komende maanden worden de ervaringen van deze scholen gebundeld. In de eerste artikelen van deze serie maakt u kennis met de scholen en de betrokkenen. Zij vertellen over hun ambities en motivatie als het gaat om kennisgedreven werken. Het voorjaar van 2021 vormt een reflectiemoment. Dan verschijnt een eindpublicatie waarin de scholen terugblikken op hun traject en ontwikkeling. En delen zij hun kennis en inzichten met de sector. 

Wat verstaan we onder kennisgedreven werken?

Met ‘kennisgedreven werken’ hebben we het over een integrale benadering. De basis ligt in het reflecteren op (en daarmee het verbeteren van) het handelen van de organisatie of de individuele onderwijsprofessional. Het gaat om het benutten van kennis, zowel uit onderzoek als uit de praktijk, door bijvoorbeeld (praktijkgericht) onderzoek te doen of schooldata te analyseren en - dat is een essentieel onderdeel - dat toepassen in het werk. Bij kennisgedreven werken is - idealiter - de hele school betrokken. Bestuur, schoolleiding en onderzoekscoördinator spelen in dit proces een belangrijke rol.

Als projectleider Onderzoeksagenda heeft Drukker een brede functie binnen de stichting. “Het creëren van een lerende organisatie, het stimuleren van een onderzoekende houding en onderzoeksmatig werken van docenten en hen ondersteunen bij hun onderzoek. Ik organiseer kennisuitwisselingsactiviteiten: docenten bespreken elkaars onderzoeken, maar we halen ook wetenschappers naar binnen als gastspreker. Op die manier kun je wetenschap en praktijk met elkaar verbinden. Ook schuiven regelmatig vakdidactici en lerarenopleiders aan. Niet alleen vanwege hun kennis; we hebben elkaar nodig om de visie op het opleiden van nieuwe docenten te blijven ontwikkelen.”

In opdracht van het bestuur is een aantal jaar geleden een onderzoeksagenda opgesteld. Er zijn vier onderzoekslijnen gedefinieerd: kansengelijkheid door talentontwikkeling, doorlopende leerlijnen, ICT & onderwijs en actief leren. Voor Noord is de onderzoeksagenda stap 1. “Het is mooi dat we een visie hebben. De uitdaging is om onderzoeksmatig werken structureel in onze scholen te krijgen. Tom is daar druk mee bezig. Als bestuur en MT moeten we zorgen dat hij de mogelijkheden heeft om dat te doen en dat hij geen eiland wordt tussen al onze scholen.”

Vuurtorens

“Met Albert bespreek ik de voortgang en de dilemma’s”, zegt Drukker. “Ik heb een redelijk vrije rol; ik kan zelf met ideeën en initiatieven komen. Als deze passen in de visie en het beleid gaan we het organiseren. Een belangrijke rol in het uitvoeren van dat beleid is het aanstellen van didactoraten (zie kader hieronder), in lijn met de lectoraten in het hbo. Het didactoraat is als een vuurtoren voor onze organisatie: ze zijn zichtbaar voor iedereen en hebben overzicht over wat er speelt rondom een thema. Op die manier integreer je onderzoek in de schoolontwikkeling en krijgen de thema’s bekendheid binnen de scholen.”

Geef onderzoeksteams de ruimte, zorg dat leidinggevenden betrokken zijn. En dat je hen ook meeneemt in de beweging

Albert Noord - rector op het Harens Lyceum en voorzitter van de Groninger Opleidingsschool (GOS)

Onderzoek is voor Noord altijd een belangrijk onderdeel van schoolontwikkeling geweest. Hij werd daarin bevestigd toen hij in 2017 meeging met een studiereis naar Australië. “Onderzoek is niet alleen het vinden van een antwoord op een hypothese, het is een manier van kijken. Je wilt je onderwijs verbeteren, je wilt nieuwe dingen proberen en die ook weer onderzoeken. De Australische scholen die het verschil maakten hadden deze aanpak. Ze spraken ook intern steeds over wat ze konden verbeteren. Resultaten van onderzoek waren door de hele school te zien. Er is dan geen goed of fout, het gaat erom hoe je onderzoek kunt gebruiken om je onderwijs te verbeteren. Dat is wat ik ook wil in mijn school. Dat docenten blijven vragen: hoe kan ik het beste onderwijs voor mijn leerlingen vormgeven?”

Eerst structuur, dan cultuur

“Dit jaar zijn we gestart met het Didactoraat ‘Actief leren’”, vertelt Drukker. “Een structurele onderzoeksgroep die zich gaat bezighouden met het ontwikkelen van een visie op actief leren en praktische handvatten voor de lespraktijk. Het mooie is dat de groep bestaat uit allerlei mensen: studenten, een lector, docenten, et cetera. Binnenkort begint de didactor die verantwoordelijk is voor de coördinatie, de inhoudelijke samenhang en het gebruik van de opbrengsten binnen onze scholen. Een mooie groep dus. We staan nu wel voor de uitdaging om collega’s te betrekken en het onderzoek in te bedden in de scholen.”

Hoe krijg je draagvlak voor de didactoraten? Noord ziet de schoolleiders en teamleiders als de sleutelfiguren. “Als die het niet omarmen en faciliteren kan het project niet groeien. De vraag is dus: hoe krijg je die mee? Als eerste moet je je realiseren dat dit soort processen niet binnen een dag zijn geregeld, je moet het tijd geven. Het belangrijkste inzicht is dat je eerst de structuur moet regelen zodat een onderzoekscultuur kan groeien. Geef onderzoeksteams de ruimte, zorg dat leidinggevenden betrokken zijn. En dat je hen ook meeneemt in de beweging. Uiteindelijk wil je dat iedereen het normaal vindt om onderzoeksmatig en cyclisch te werken. De structuur moet er ook voor zorgen dat onderzoek geen losstaand onderdeel is. Dan heb je een groep die onderzoek doet, de resultaten komen binnen en dan stopt het. Dat is niet wat je wilt.”
 

Didactoraten als vuurtorens voor onderzoek 
Sinds 2016 heeft Stichting Openbaar Onderwijs Groningen een onderzoeksagenda, om het onderzoeksmatig handelen van medewerkers te stimuleren en focus en samenhang aan te brengen in de initiatieven rondom kennisontwikkeling. De stichting heeft daarom dit schooljaar ‘primoraten’ (primair onderwijs, in samenwerking met de Beroepsvereniging voor Academici in het Basisonderwijs (BAB)) en ‘didactoraten’ (voortgezet onderwijs) opgericht. Dit zijn structurele onderzoeksmatige professionele leergemeenschappen die een gedragen visie en praktische handvatten ontwikkelen rondom een strategisch (didactisch) thema.

De didactoraten dienen als vuurtorens: ze hebben overzicht, ze zijn zichtbaar en ze geven richting aan de organisatie op de strategische thema’s. Het achterliggende grotere doel is: het stimuleren van onderzoeksmatig werken en een onderzoekende cultuur.

Het didactoraat ‘Actief leren’ - waarover dit artikel gaat - heeft drie doelstellingen:
1. Het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op (onderdelen van) actief leren;
2. Het ontwikkelen van praktische didactische handvatten voor het toepassen van actief leren in de lespraktijk;
3. Het stimuleren van het gebruik van de praktische didactische handvatten in de scholen.

Het didactoraat bestaat uit een kenniskring (professionele leergemeenschappen van vijf tot vijftien kenniskringleden) van leraar-onderzoekers, LIO’s (en eventueel hun coaches), lerarenopleiders en onderzoekers en wordt gecoördineerd door een zogenoemde ‘didactor’: een leraar die zelf onderzoek uitvoert en/of andere (onderzoeks)initiatieven coördineert gerelateerd aan actief leren.

De didactor werkt samen met externe (regionale) kennispartners, zoals de lector en kenniskringleden van het lectoraat Vitale Vakdidactiek van NHL Stenden, voor een duurzame relatie voor kennisontwikkeling en professionalisering.

 

Focus aanbrengen

“Met de didactoraten willen we de onderzoekende houding stimuleren’, zegt Drukker. “Maar dat niet alleen, we willen focus en samenhang aanbrengen in onze onderzoeksactiviteiten. Daarmee kunnen we ons onderwijs grondiger onderbouwen. In het onderwijs zijn we vooral doeners, er is helaas weinig tijd om je plannen en activiteiten te onderbouwen, te evalueren en daar weer van te leren. In the end willen we een professionele leercultuur, op basis van de wetenschap. De onderzoeksagenda was de eerste stap naar die focus en samenhang, de didactoraten de volgende. En het zijn niet alleen vuurtorens om een thema onder de aandacht te brengen, maar ook de manier van werken.”

“Daarom is Tom aangesteld door het bestuur”, zegt Noord. “Om het project van de grond te krijgen, om draagvlak te creëren. Ik denk dat een van zijn moeilijkste opdrachten zal zijn om te zorgen dat scholen en team zich eigenaar voelen en zelf keuzes kunnen maken. Ze moeten het voor zichzelf doen, niet voor Tom. Dat betekent: succeservaringen laten zien. Dat anderen zeggen: wow, dat is mooi. Een ander aandachtspunt is dat we blijven kijken naar de leerling. Wat gebeurt er in de klas, welke data hebben we, welke analyses en welke acties komen daaruit voort? Te vaak worden aannames gedaan op basis van een onderbuikgevoel. Onderzoek en wetenschap kunnen dat wegnemen.”

De functie van Drukker kent twee kanten. “Aan de ene kant merk ik dat ik organisatorische slagkracht mis, ik mag bijvoorbeeld beperkt uren verdelen, maar heb geen formele positie in de organisatie. Dan is het fijn dat ik de ondersteuning van bestuur en van Albert heb. Aan de andere kant merk ik bij docenten dat ze het fijn vinden dat ik geen management ben. Docenten zijn erg kritisch, dan helpt het dat je een van hen bent.”

We willen focus en samenhang aanbrengen in onze onderzoeksactiviteiten. Daarmee kunnen we ons onderwijs grondiger onderbouwen

Tom Drukker - projectleider Onderzoeksagenda

Aandachtspunten

Met Siebrich de Vries (Lector Vitale Didaktiek, zie hieronder) denkt Drukker na over hoe opbrengsten van onderzoek kunnen worden verspreid in de organisatie. “Knowledge brokering noemt ze dat. Hoe krijg je een olievlek, dat gaat niet vanzelf. Daarnaast ondersteunt ze ons door haar kennis en verdieping op het thema 'Actief leren’. En we hebben gekozen om het onderzoek van lio’s binnen het didactoraat in de vorm van de Lesson Study te gieten. Daar heeft zij veel ervaring mee. En als laatste gaan we gezamenlijk onderzoek doen naar de impact van de didactoraten.” Binnen de organisatie is de manier van werken nog niet breed gecommuniceerd, een belangrijk aandachtspunt voor Drukker. “We moeten de onderzoeksagenda duidelijk gaan positioneren. We beginnen met onderzoeksgroepen, daar sluiten docenten op aan. Daarnaast werken we aan het plan voor volgend schooljaar: in maart 2021 moeten we weten wat we volgend schooljaar met de didactoraten en onderzoek gaan doen.”

Binnen zijn eigen school heeft Noord onderwijsteams geformeerd. “Dat is het mooie van de aanpak van onze stichting: elke school bepaalt zelf hoe het onderzoek aansluit op de onderwijsontwikkeling, bij de vragen die in die school leven. Op dit moment zijn we binnen onze school de kaders voor de teams aan het bepalen: waar gaan ze wel over en waar niet? Als ze onderzoek hebben gedaan, mogen ze dan zelfstandig ook zaken aanpassen? Ik probeer bij elk onderwijsteam een LIO-student te krijgen. Volgend jaar willen we van start.”
 

Vanuit het lectoraat Vitale Vakdidactiek: Siebrich de Vries, lector aan NHL Stenden Hogeschool 

“Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in de link tussen wetenschap en de onderwijspraktijk. Toen ik
begon met lesgeven was er een lerarenoverschot, daarom heb ik op veel scholen kort gewerkt. Je
ziet dan de verschillen en de mogelijkheden om onderwijs te verbeteren. Ook zie je dan dat scholen
het vooral zelf willen doen, terwijl er een schat aan kennis is. Door onderzoek weten we zoveel, we gebruiken het alleen niet. Dat gevoel heb ik altijd gehouden, in de dertig jaar als lerarenopleider en nu als lector.

Waarom scholen onderzoek weinig gebruiken? Daar zijn verschillende redenen voor. Bij het woord onderzoek krijgen veel docenten het benauwd omdat ze tijdens hun studie een groot onderzoek hebben moeten doen. Bij bèta-docenten zie je vaak de achterliggende aanname dat het nauwkeurig en groots moet zijn, zoals ze dat tijdens hun studie hebben gehad. Sociaal onderzoek is dan ‘minder valide’. Dan is er ook nog het not-invented-heresyndroom: onderzoek is volgens docenten niet bruikbaar om hun school ‘anders’ is. Over die aanname kun je twisten, maar onderzoek is sowieso niet bedoeld om een-op-een in je school in te voeren. Je neemt het tot je en vertaalt het naar je eigen school.”

Lesson Study 

“We leven in een dualistische wereld, er is een scheiding tussen theorie en praktijk. Een aantal jaren geleden ben ik in Japan geweest, dat is juist een non-dualistische wereld. Daar is onderzoek een heel normaal onderdeel van je docentschap. Een mooie vorm is Lesson Study (zie kader hieronder), dat daar geheel is ingebed in het schoolsysteem. In een cyclische beweging onderzoek je in een klein team het leren en denken van leerlingen in je onderwijs en pas je je onderwijs - waar nodig - aan. Andere teams bouwen weer voort op jouw onderzoek, en zo ben je gezamenlijk bezig met constante onderwijsverbetering. Het is mooi dat we dit principe nu ook in Nederland toepassen, ook samen met Tom. Daar werken we nu samen aan.

Over die aanname kun je twisten, maar onderzoek is sowieso niet bedoeld om een-op-een in je school in te voeren. Je neemt het tot je en vertaalt het naar je eigen school

Siebrich de Vries - lector aan NHL Stenden Hogeschool

Wetenschap in het onderwijs is vooral een eenzame bezigheid. Een docent doet onderzoek, maakt een paper en dan stopt het. Het komt niet verder de school in. Met Lesson Study werk je in groepjes. Dat is sowieso al fijn, omdat je met elkaar kunt sparren. Het heeft dan ook een positief effect op de professionalisering van docenten, omdat je een leergemeenschap vormt. Je leert beter samenwerken met je collega’s en je gaat nog meer op de leerling en zijn leermogelijkheden letten. Bijkomend effect is dat het kan leiden tot een sterkere gedeelde onderwijsvisie, omdat je zoveel met elkaar over onderwijs praat. Lesson Study faciliteert ook kennisgedreven werken. Het geeft docenten de vrijheid hun eigen lespraktijk tegen het licht te houden en te experimenteren met zaken die ze anders niet zouden ‘durven’.
 

Wat is Lesson Study
Lesson Study (LS) is een professionaliseringsmethode waar docenten in kleine teams van circa vier personen hun eigen lespraktijk onderzoeken met behulp van observaties van leerlingen. De methodiek is eind 19e eeuw in Japan ontwikkeld, samen met het schoolsysteem daar. Inmiddels wordt het wereldwijd steeds meer gebruikt, voornamelijk als middel voor docentprofessionalisering en onderwijsverbetering. De LS-methodiek bestaat globaal uit drie stappen.

Stap 1: het samenstellen van een groepje docenten. Zij stellen rond een gezamenlijk ervaren probleem een onderzoeksvraag op, lezen literatuur en werken een bijbehorend plan voor een zogenaamde onderzoeksles uit.
Stap 2: een onderzoeksles geven in een klas van een docent van het team. De andere leraren observeren bepaalde leerlingen die ze naderhand ook bevragen, en de les wordt nabesproken en eventueel bijgesteld, waarna deze tweede stap in een andere klas kan worden herhaald.
Stap 3: reflecteren en delen van opbrengsten.

De laatste stap is het terugblikken en reflecteren op het hele proces en alle verzamelde data: wat hebben we hiervan geleerd? Waar willen we mee verder? Wat gaan we meteen in onze praktijk veranderen? Het groepje bereidt een ‘product’ voor om opgedane kennis en inzichten met collega’s te delen.

Een van de grondideeën is dat dit niet eenmalig maar cyclisch moet gebeuren. Door regelmatig, bijvoorbeeld jaarlijks, Lesson-Study-projecten uit te voeren, leren docenten beter naar hun onderwijspraktijk te kijken. Bovendien – en dat is een ander grondidee – leren ze naar de leerling, zijn leervermogen en zijn welbevinden te kijken. Een derde grondidee is dat docenten met Lesson Study leren samen te werken, gezamenlijke onderzoeksvragen te formuleren en van elkaar te leren.

Meer weten? Kijk op lessonstudynl.online


Boundary object

“Naast dat ik Tom help met het thema en met de Lesson Study, willen we graag samen de didactoraten onderzoeken. Welke factoren stimuleren het proces, welke remmen het af? Welke leerprocessen zet het in gang, bij docenten en bij schoolleiding? Hoe maak je de relatie school-onderzoek duurzaam? Die laatste vind ik erg interessant. Ik ben van de slimme verbindingen. Hoe maak je - als school, lerarenopleiding, hogeschool of universiteit - optimaal gebruik van elkaars kracht?

Een uitdaging blijft, ook met de didactoraten: hoe breng je de kennis naar alle mensen in de school. Overigens heb ik wel alle vertrouwen in dit project, de didactors zorgen voor de zichtbaarheid en er is ondersteuning vanuit bestuur en directie. Ik zie te vaak dat schoolleiders een beheersmatige opvatting over dit soort programma’s hebben en minder inhoudelijk gericht zijn. Ze schuiven de verantwoordelijkheid naar de docenten, terwijl juist de leidinggevenden essentieel zijn in het slagen van onderzoeksmatig werken, zoals Albert ook al zei.

Een sleutelwoord daarin is boundary object. Of brokers. Je kunt de school als activiteitensysteem zien, net als de lerarenopleiding. In principe zijn dat gescheiden systemen. Als je LIO-studenten onderzoek laat doen naar vragen die binnen de school leven, die aansluiten bij de onderwijsontwikkeling, werken ze in en verbinden ze beide systemen. De opbrengst is relevant voor zowel de school als de lerarenopleiding. Daarnaast kunnen studenten kennis vanuit hun studie mee de school in nemen. En wat ze zien en meemaken op school, geven ze weer terug aan ons.”
 

 

De volgende keer spreken we alle betrokkenen opnieuw. Ze vertellen hoe ze zich verder hebben ontwikkeld en waar de school nu staat. We gaan verder in op hun rol in de ontwikkeling naar meer kennisgedreven werken en vragen ze om tips: welke praktische tips hebben hen geholpen? En welke wetenschappelijke literatuur raden ze aan? Dit artikel staat inmiddels ook online: Eerst de structuur, dan de cultuur - het vervolg.

 

Update eind mei 2021: De eindpublicatie Kennisgedreven Werken is af. Met alle betrokkenen blikken we terug. Zij delen hun kennis en inzichten met de sector. Hoe hebben zij het proces ervaren? Wat zijn de opbrengsten en de meerwaarde voor de school, voor het onderwijs en voor de personen zelf? Welke obstakels kwamen zij tegen? Wat doet de ontwikkeling met de professionalisering van leraren? En welke stappen willen zij de komende maanden zetten?