Leerlingen zoeken de uitdaging op

20 maart 2023

Is het (nog) niet haalbaar om met de hele school een eigen invulling te geven aan toetsing en examinering? De vakgroep Engels van vmbo-school Het Rijks in Nijmegen laat zien dat ook een enkel vak verschil kan maken.

Bij de vakgroep Engels van vmbo-school Het Rijks (430 leerlingen, b/k/g/t) in Nijmegen kon een tijdje geleden de vlag uit: na een periode van achterblijvende resultaten stonden de onderwijsopbrengsten weer stevig in het groen. Geweldig nieuws, maar niet per se het makkelijkste vertrekpunt voor een schooleigen invulling van toetsing en examinering. Want wie waagt het uitgerekend daaraan te gaan sleutelen als alle ogen nog op de onderwijsresultaten zijn gericht? De vakgroep liet zich niet weerhouden en ontwierp rond het bestaande Angliaprogramma een nieuwe, grotendeels formatieve aanpak die helemaal past bij de onderwijsvisie van de school. Gevolg? Mooie effecten op de motivatie en resultaten van leerlingen.

Recht doen aan verschillen

“We waren in de unieke positie dat we ons vak opnieuw konden uitvinden”, blikt onderbouwdocent Engels Manon de Bruijn terug. “In feite hebben we de afgelopen jaren met personeel van twee locaties een hele nieuwe vmbo-school opgebouwd. Als vakgroep hebben we die kans gegrepen om te kijken wat we anders wilden doen. Dat was vooral: meer recht doen aan verschillen. Want bij Engels zijn die verschillen groot. Tussen leerlingen van verschillende basisscholen, maar ook tussen leerlingen onderling. Hebben jongeren familie in het buitenland of gamen ze veel, dan hebben ze soms een enorme voorsprong. Daarom zijn we van frontaal-klassikaal onderwijs overgestapt op een systeem waarin alle leerlingen werken op het niveau dat bij hen past.”

Angliaprogramma

De docenten namen het internationale Angliaprogramma als uitgangspunt. Dit programma telt 10 niveaus, waarvan de leerlingen op Het Rijks de hoogste 9 niveaus kunnen volgen. “Rondom het Angliamateriaal hebben we een duidelijke structuur gebouwd”, zegt Manon. “Leerlingen doorlopen een hoofdstuk in hun Angliaboek, met die kennis maken ze een voorgestructureerde samenvatting compleet en daarna gaan ze de vier à vijf leerdoelen bewijzen die wij bij het hoofdstuk hebben gemaakt. Ze mogen zelf kiezen hoe: met een poster, een brief, opdrachten uit het boek... Beheersen ze de stof, dan gaan ze naar het volgende hoofdstuk.”

Bepaal regelmatig het niveau

Om het juiste startniveau te bepalen, maakt elke leerling aan het begin van het schooljaar een instaptoets. “Dat doen we ieder jaar opnieuw, want leerlingen maken soms in korte tijd grote stappen”, zegt vakgroepvoorzitter Karin Jongen-Peters. “Gedurende het jaar doorlopen leerlingen in principe één Anglianiveau. Maar sommigen gaan sneller. Of ze zeggen: ‘ik vind het veel te makkelijk.’ Dan mogen ze een paar hoofdstukken lang laten zien wat ze kunnen. Als het kan, mogen ze een niveau skippen.”

Zet in op motivatie

Aan het eind van elk schooljaar (het examenjaar uitgezonderd) doen de leerlingen Anglia-examen op het niveau waarop ze op dat moment zitten. Dat is iets waar ze naar uitkijken, zegt Karin: “Leerlingen krijgen een erkend certificaat, de uitreiking is altijd weer een bijzonder moment. Het is ook goed voor de motivatie, want bij Anglia er is altijd uitzicht op een volgend niveau, een stapje hoger dat de leerling kan zetten. En de certificaten zijn waardevol: ‘Ik heb Anglia intermediate’ zegt in de buitenwereld méér over wat je kunt dan ‘ik heb een 7 voor Engels op het centraal examen’.”

Bied keuzes

De motiverende werking is niet het enige voordeel van de nieuwe aanpak. Ook de resultaten van de eerste drie lichtingen leerlingen die het nieuwe programma hebben doorlopen, zijn verrassend goed. Leerlingen basis en kader scoren op het centraal examen boven het landelijk gemiddelde, leerlingen gemengd en theoretisch op het landelijk gemiddelde. En vergeleken met veel andere vakken op Het Rijks zijn de scores bovengemiddeld. "De positieve effecten komen vooral doordat leerlingen zelf keuzes kunnen maken", denkt Karin. “Waarmee wil ik dit leerdoel afsluiten? Kan ik een niveau hoger? Daardoor gaan ze de uitdaging opzoeken.”

Het enige wat we ‘voor een cijfer’ toetsen, zijn vaardigheden

Manon de Bruijn Docent Engels

Focus op vaardigheden

Om de ontwikkeling van de leerling centraal te zetten, toetsen de docenten zoveel mogelijk formatief. “Het enige wat we ‘voor een cijfer’ toetsen, zijn vaardigheden”, zegt Manon. “Die zijn voor onze vmbo-leerlingen het belangrijkst. In de onderbouw stellen we elke periode één vaardigheid centraal: lezen, schrijven, luisteren of spreken. Die oefenen we bijvoorbeeld bij de gezamenlijke start van elke les, voordat de leerlingen op hun eigen niveau aan de slag gaan. Aan het eind van de periode volgt voor de betreffende vaardigheid een summatieve toets. Daar zijn er dus vier van. Het spreken toetsen we aan het eind van leerjaar 1 en 2 in de vorm van een taaldorp. Het gemiddelde cijfer van de vier vaardigheden is het rapportcijfer voor Engels in de onderbouw.”

Begin zo laat mogelijk met het PTA

De formatieve aanpak uit de onderbouw loopt in de bovenbouw zo lang mogelijk door. “We beginnen pas met het PTA aan het eind van leerjaar 3”, zegt Karin. “Later kan niet, dan moet je op het eind te veel toetsen. Maar je wilt ook niet te vroeg gaan meten. Want het schoolexamen is het tegenwicht van het centraal examen. En als je ziet dat dat uurtje centraal examen straks net zo zwaar weegt als alles wat leerlingen in eerdere jaren hebben gedaan… Dan wil je leerlingen zoveel mogelijk groeikansen geven.” Gevolg is dat het PTA beperkt van omvang is. In de vijf onderdelen staan lezen, schrijven, spreken en luisteren weer centraal. Woordenschat en grammatica hebben geen aparte toetsen. Het idee is dat die in de vaardigheden zitten inbegrepen: zonder woordenschat en grammatica kun je niet lezen, schrijven, spreken en luisteren.

Zorg dat het klassenmanagement op orde is

Karin en Manon willen niet de indruk wekken dat de nieuwe manier van werken een peulenschil is. Het omgaan met verschillende niveaus in de klas vergt veel van het klassenmanagement van docenten.  “Je moet er hard voor werken”, zegt Manon. “Zeker in de eerste klas, als de leerlingen er nog aan moeten wennen. Je moet continu schakelen, want je krijgt binnen een minuut de meest uiteenlopende vragen. En je loopt voortdurend rond, bent continu aan het helpen. Terwijl je aan de andere kant wat meer moet loslaten dan voorheen, omdat iedereen op niveau werkt.”

Zorg voor draagvlak

Ook de positie van de vakgroep in de school vraagt aandacht. “Als je als enige vakgroep zoiets doet, heb je de volledige steun van de directie nodig”, zegt Karin. “Want dit gaat veel verder dan een paar lessen ontwikkelen. Omdat wij in de onderbouw bijna alleen formatief toetsen, ziet het rapport er bij Engels anders uit. Wie gaat dat aan ouders uitleggen? Zo zijn er veel meer dingen. Als je dit doet, moet je het met de hele vakgroep doen, onder- en bovenbouw. Want alleen al het ontwikkelen van leerdoelen bij het lesmateriaal is gigantisch veel werk. Maar dan heb je wél een uitdagende en motiverende leeromgeving voor leerlingen.”

Als je als enige vakgroep zoiets doet, heb je de volledige steun van de directie nodig

Karin Jongen-Peters Vakgroepvoorzitter

Laat het geleidelijk de school in groeien

Dat laatste leidt ertoe dat er rond de nieuwe aanpak zo langzamerhand een olievlek ontstaat. “De symbioseklas die wij aanbieden samen met het PRO-college Nijmegen werkt voor Engels ook al met het Angliaprogramma; onze docenten verzorgen daar de lessen”, zegt Manon. Ook in de rest van de school groeit voorzichtig de interesse. Hier en daar wordt met leerdoelen gewerkt en steeds meer vakken gaan formatiever toetsen. “Het heeft gewoon tijd nodig”, concludeert Manon. “We zijn met de school vijf jaar geleden zo goed als opnieuw begonnen. Nu komt er rust om verder te ontwikkelen.”