Loon en looptijd
Welke afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het loon?
De salarissen zijn per 1 januari 2025 verhoogd met 4,9%. Degene die op 1 december 2024 in dienst is bij de werkgever krijgt in januari 2025 een eenmalige bruto-uitkering toegekend van 1,23%. Deze eenmalige uitkering wordt berekend over 12x het bruto maandsalaris van december 2024. Het betreft hier het salaris naar rato. De uitkering wordt vermeerderd met de vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering. De eenmalige uitkering is pensioengevend. De berekeningswijze van deze uitkering is opgenomen in bijlage 8 van de CAO VO.
Zijn deze loonafspraken financieel gedekt?
De beschikbare financiële ruimte is voldoende om deze loonafspraken te kunnen bekostigen. De financiële componenten die hierbij meewegen zijn onder andere de kabinetsbijdrage in de arbeidsvoorwaardenontwikkeling 2024, de verwachte kabinetsbijdrage 2025, de mutaties in de pensioenpremies, de ingangsdatum van de loonafspraak en de (door)looptijd van de cao.
Wanneer vindt de pensioenafdracht plaats?
ABP bepaalt het pensioengevend inkomen (en daarmee de pensioengrondslag) op 1 januari van ieder jaar. Dat betekent dat de salarisverhoging meegaat met het pensioengevend inkomen (en de daarop gebaseerde premie) voor 2025.
Is de eenmalige uitkering ook pensioengevend?
Ja op basis van het pensioenreglement van ABP is de eenmalige uitkering van januari pensioengevend per januari 2026.
Hoe zien de nieuwe salaristabellen eruit?
Per 1 januari 2025 gelden de nieuwe salaristabellen. Deze tabellen zijn opgenomen in de CAO VO, in bijlage 9.
Hoe lang is de nieuwe CAO VO geldig?
De nieuwe cao is in de plaats gekomen van de CAO VO 2023/2024 en is met ingang van 1 oktober 2024 in werking getreden. De CAO VO 2024/2025 loopt tot 1 november 2025.
Reiskosten
Vanaf wanneer gaat de nieuwe hoogte van de reiskostenvergoeding in?
De verhoging van de vergoeding voor reiskosten van € 0,17/km naar € 0,19/km is per 1 januari 2025 ingegaan.
Heeft de wijziging gevolgen voor de uitruilregeling?
Ja, de ruimte die er was bij een reiskostenvergoeding van € 0,17/km wordt nu verkleind doordat de maandvergoeding nu wordt bepaald op € 0,19/km.
Loongebouw
Waarom is het loongebouw aangepast?
Het loongebouw in de cao bevatte veel inconsequenties, moeilijk uitlegbare verschillen en andere onvolkomenheden. Daarom hebben cao-partijen afgesproken het loongebouw te harmoniseren, vereenvoudigen en verbeteren.
Welke wijzigingen zijn doorgevoerd in het loongebouw?
De volgende wijzigingen zijn tussen de sociale partners afgesproken:
- De schalen 1 t/m 8 zijn aangepast. Hierdoor zijn de schalen evenwichtiger opgebouwd. Alle werknemers blijven in dezelfde schaal en iedereen gaat er bij de nieuwe indeling in meer of minder mate op vooruit.
- Schaal 11 had 16 treden. Die zijn teruggebracht naar 12 treden en gelijkgeschakeld aan de treden van de lerarenschaal LC.
- De bedragen in schaal 13 worden iets extra verhoogd zodat deze schaal zich beter verhoudt tot de aangrenzende salarisschalen. Omdat het eindbedrag van lerarenschaal LE gelijk is aan de bestaande schaal 13, wordt de hoogste trede van LE eveneens verhoogd.
Hoe werkt deze aanpassing in de praktijk?
Per 1 januari 2025 is het loongebouw in deze cao aangepast en geharmoniseerd. Werknemers die in december 2024 een salaris ontvangen op basis van het tot dat moment geldende loongebouw, worden per 1 januari 2025 opnieuw ingeschaald in dezelfde schaal in verband met aanpassing van de schaaltreden. Hiervoor geldt de conversietabel die eveneens is opgenomen in bijlage 9. De salarismaatregel uit artikel 3.2 lid 1 is in deze tabel verwerkt.
Per welke datum worden de wijzigingen ingevoerd en waar kan ik deze vinden?
De wijzigingen zijn per 1 januari 2025 ingevoerd. De salaristabellen en het mutatieoverzicht zijn opgenomen in de CAO VO 2024/2025, bijlage 9.
Is er nog wat veranderd ten aanzien van de arbeidsmarkttoelage?
Het artikel over de arbeidsmarkttoelage is inhoudelijk niet veranderd ten opzichte van de CAO VO 2023/2024.
Oktobertoelage
Waarom hebben de sociale partners ervoor gekozen om de bestaande toelagen te vervangen door de oktobertoelage?
De sociale partners hadden de wens om de uitkeringen zoveel mogelijk te harmoniseren en daarmee een stap te maken om de cao transparanter en eenvoudiger te maken.
Wat gaat er precies veranderen?
Met de invoering van de nieuwe oktobertoelage vervallen de huidige in de cao opgenomen extra eindejaarsuitkering, uitkering ondersteunend personeel en de diverse bindingstoelagen. De volgende wijzigingen zijn afgesproken:
- Alle werknemers OOP in de schalen 1 t/m 8 ontvangen een oktobertoelage van € 1.640.
- Alle werknemers OOP/directie vanaf schaal 9 in de hoogste trede van de schaal ontvangen een oktobertoelage van € 1.640.
- Alle werknemers OOP/directie vanaf schaal 9 niet in de hoogste trede van de schaal ontvangen een oktobertoelage van € 302,50.
- Alle leraren in de hoogste trede van hun schaal ontvangen een oktobertoelage van € 1.640.
De oktobertoelage is opgenomen in artikel 3.10 CAO VO 2024/2025.
Hoe moet de nieuwe oktobertoelage worden berekend?
De oktobertoelage is per 1 januari 2025 ingegaan en wordt maandelijks opgebouwd naar rato van de werktijdfactor en de diensttijd. De eerste uitbetaling vindt plaats in oktober 2025. Doordat de eerste keer de toelage wordt opgebouwd vanaf 1 januari 2025 is de toelage in oktober 2025 10/12e deel van het jaarbedrag. In oktober 2026 wordt dan de volledige oktobertoelage uitgekeerd (want 12/12e opgebouwd).
Hoe moet worden omgegaan met opgebouwde rechten voor de vervallen toelagen/uitkeringen?
De vervaldatum van de extra eindejaarsuitkering, uitkering ondersteunend personeel en de diverse bindingstoelagen is 31 december 2024. De op dat moment opgebouwde rechten voor de bindingstoelage (september en verder) en de uitkering ondersteunend personeel (november en december) zijn uitbetaald in januari 2025.
Sociale zekerheid
Waarom is de Bijlage sluitende aanpak in de CAO VO 2024/2025 komen te vervallen?
De instrumenten 2 en 3 uit de Bijlage sluitende aanpak waren sterk verouderd en sloten niet meer aan bij de gewijzigde wet- en regelgeving. Instrument 1 van de sluitende aanpak, het preadvies, is nu opgenomen in artikel 10 ZAVO en valt daarmee onder artikel 4.2 lid 1 onder a CAO VO 2024/2025.
Artikel 4.5 en bijlage 12 CAO VO 2023/2024 zijn daardoor komen te vervallen.
Stagiaires
Welke vergoedingen zijn afgesproken en voor welke stagiaires geldt dit?
De regeling gaat in per 1 augustus 2025 en geldt voor stagiaires van alle opleidingen vanuit het MBO, HBO inclusief kopopleidingen en de universitaire lerarenopleidingen. De vergoeding is afhankelijk van het leerjaar waarin de stagiair zich bevindt en wordt naar rato* van de omvang van de stage toegekend conform de onderstaande vergoedingstabel:
- Eerstejaars student geen vergoedingen (veelal snuffel- en oriëntatiestages)
- Tweedejaars student € 100 per maand
- Derdejaars student € 250 per maand
- Vierdejaars student € 400 per maand
De uitkering is bruto. Hier betaalt de stagiaire dan nog gewoon (loon)belasting over. Als de totale inkomsten onder een bepaald niveau blijven zou de stagiaire die belasting nog kunnen terugvragen met de aangifte inkomstenbelasting.
*Deze vergoedingen zijn gebaseerd op een stage van twee dagen per week en worden naar rato toegekend bij een hoger of lager aantal dagen per week.
Met de stagiaire wordt voorafgaand aan de stage een stageovereenkomst gesloten. Wat moet in deze overeenkomst komen te staan?
In artikel 13.5 CAO VO is onder meer bepaald dat in de overeenkomst de omvang van de stage opgenomen.
Hoe verhoudt deze afspraak zich tot de LIO’er?
- Een stagiaire is een student die als onderdeel van de opleiding stageloopt in de school. De activiteiten die binnen deze stage worden ontplooid, zijn in overwegende mate in het belang van de opleiding die gevolgd wordt waarin het leren centraal staat. Met de stagiaire wordt een stageovereenkomst gesloten.
- Snuffel- dan wel oriëntatiestages vallen niet binnen de reikwijdte van het cao-artikel (artikel 13.5). Tijdens een snuffel/oriëntatiestage is de student voor een zeer korte periode op school om zich te oriënteren op het docentschap/beroep. Met deze student wordt geen stageovereenkomst afgesloten.
- Bij de leraren in opleiding (LIO) als bedoeld in artikel 7:17 lid 1,2 en 4 WVO 2020 gaat het om studenten aan de lerarenopleiding die op basis van de WVO 2020 – ondanks de onbevoegdheid – voor een bepaalde periode tot leraar benoembaar zijn voor het geven van onderwijs waarvoor zij in opleiding zijn. Deze leraren krijgen een leerarbeidsovereenkomst, omdat de aspecten leren en werken een even groot deel uitmaken van de overeenkomst. Dit onderscheidt de leraren in opleiding met een leerarbeidsovereenkomst van de stagiaires met een stageovereenkomst (zoals bedoeld in artikel 13.5). De activiteiten die binnen een stage worden ontplooid, zijn in overwegende mate in het belang van de opleiding die gevolgd wordt waarin het leren centraal staat. Een LIO mag zelfstandig lesgeven, omdat hij/zij als leraar is benoemd. Een stagiaire geeft les onder verantwoordelijkheid van een bevoegde docent.
- Onbevoegde docenten die op grond van artikel 9.4 van de CAO VO voor ten hoogste twee jaar in een leraarsfunctie worden benoemd zijn veelal zij-instromers die zelfstandig lesgeven en daarnaast een opleiding tot leraar volgen. Er is dan geen sprake van een stage.
Hoe om te gaan met studenten die stagelopen en een tijdelijke arbeidsovereenkomst als leraar krijgen aangeboden?
Het gaat dan om studenten die een medewerker vervangen bij tijdelijke afwezigheid of een onvervulbare vacature vervullen en daarvoor een regulier salaris ontvangen. Daarmee vallen deze activiteiten buiten de afspraak over een stagevergoeding. De studenten die daarnaast eventueel stagelopen, kunnen onder de gestelde voorwaarden een stagevergoeding krijgen Een stageovereenkomst kan dus naast een arbeidsovereenkomst bestaan.
De opleiding kan door studievertraging ook langer dan 4 jaar duren. Hoe identificeer je in welk jaar van de opleiding iemand zit, die studievertraging heeft opgelopen?
Het gaat om het betreffende leerjaar van het curriculum van de lerarenopleiding, dus stel een stagiaire loopt in het derde leerjaar studievertraging op, maar zit wel voor het vierde jaar op de opleiding, dan blijft de stagevergoeding gebaseerd op leerjaar 3 en niet leerjaar 4.
Indien een lerarenopleiding bijvoorbeeld 1 of 2 jaar duurt, waar begint die te tellen? Of wanneer er een educatieve minor wordt gevolgd of het gaat om module studenten?
Bij leerjaar 3 of leerjaar vier, afhankelijk van de duur. Dus als de opleiding twee jaar duurt, dan wordt er gekeken voor de start van de vergoeding behorend bij leerjaar 3. Duurt de opleiding één jaar dan start de vergoeding bij leerjaar 4. Dit geldt ook voor de educatieve minor/module studenten, waarbij dus gekeken wordt naar het leerjaar van die minor/module.
Hoe om te gaan met de stages vanuit de deeltijdopleidingen, niet zijnde de onbevoegde docent (zij-instromer)?
Ook de deeltijdopleidingen duren vier jaar. Die kunnen eveneens gebruik maken van de tabel en worden ingedeeld afhankelijk van het leerjaar (curriculum) waarin de stage wordt gelopen. Het gaat dan niet om de zij-instromer die al werkzaam is als leraar en een deeltijdopleiding volgt. Voor hen geldt artikel 9.4. CAO VO.
Hoe om te gaan met de stages vanuit het mbo?
Die kunnen eveneens gebruik maken van de tabel en worden ingedeeld afhankelijk van het leerjaar waarin de stage wordt gelopen.
Werkdrukverlichting en taakbeleid aanpakken door het professionele gesprek
Waarom hebben sociale partners afspraken gemaakt over werkdrukverlichting, en taakbeleid door het professionele gesprek?
Het terugdringen van te hoge werkdruk heeft prioriteit in het voortgezet onderwijs. In de afgelopen jaren zijn verschillende maatregelen genomen om tot werkdrukverlichting te komen. De cao-partijen spreken af daarmee door te gaan. Dat is belangrijk in het licht van het groeiende lerarentekort, de aantrekkelijkheid van het beroep en het waarborgen van de kwaliteit van het onderwijs.
In de afgelopen periode is o.a. gebleken dat sociale partners meer tijd nodig hebben voor het uitdiepen van structurele oplossingen om de werkdruk tegen te gaan. Daarbij speelt mee dat er verschillend wordt aangekeken tegen wat landelijk en wat lokaal moet worden afgesproken.
Tevens hebben de partijen geconstateerd dat de huidige regelingen (o.a. over de verdeling van tijd) in de CAO VO erg complex zijn geworden. Dat belemmert een effectieve aanpak. De sociale partners vinden het belangrijk dat de CAO VO eenvoudiger toegepast kan worden, zodat het makkelijker wordt om tot werkdrukverlichting te komen.
Uit divers onderzoek blijkt dat de collectieve werkdruk en individuele beleving vaak nauw samenhangen met een goede samenwerking op school, een inspirerende en gedragen onderwijsvisie en professionele ruimte voor leraren en schoolleiders. Het goede en professionele gesprek op school is hierin een aanjager. Om de dialoog goed vorm te kunnen geven is het belangrijk om als sociale partners hiervoor richtlijnen (raamwerk ‘professioneel gesprek en taakbeleid’) vast te stellen. In het gesprek op school wordt o.a. aandacht besteed aan de lestaak (maximaal/daadwerkelijk gegeven), klassengrootte, overige te verrichten schoolactiviteiten, collectieve en individuele werkdruk en werkdrukbeleving, professionele verantwoordelijkheden en autonomie (beroepsbeelden/profielen en professioneel statuut) en aanbod, toetsing en kwaliteit van onderwijs (taakbeleid en het professionele gesprek).
Herbeoordeling taakbeleid
Hoe ziet de afspraak over de herbeoordeling taakbeleid eruit?
Alle scholen richten vanuit een professionele dialoog het gesprek in over het taakbeleid. Het taakbeleid wordt hierin opnieuw beoordeeld en indien nodig gewijzigd uiterlijk voor ingang van het schooljaar 2028-2029. Sociale partners werken ten behoeve hiervan voor 1 juni 2025 een raamwerk ‘professioneel gesprek en taakbeleid’ uit (conform cao-akkoord CAO VO 2024/2025). Dit is opgenomen in artikel 8.2 (Herbeoordeling taakbeleid voor schooljaar 2028-2029) .
Wanneer moet het taakbeleid op de scholen herbeoordeeld worden?
Voor ingang van het schooljaar 2028-2029 dient het taakbeleid opnieuw beoordeeld te zijn en indien nodig gewijzigd.
De cao-partijen willen voor 1 juni 2025 het raamwerk uitwerken, zodat scholen hiermee vanaf 1 september 2025 aan de slag kunnen.
Wat hebben de sociale partner afgesproken over het raamwerk ‘professioneel gesprek en taakbeleid’?
Voor het te ontwikkelen nieuwe raamwerk ‘professioneel gesprek en taakbeleid’ hebben de cao-partijen een aantal criteria opgesteld waaraan het raamwerk moet voldoen:
- Het raamwerk is gericht op werkdrukverlichting, door leraren en scholen handvatten te bieden voor grip op in ieder geval de lestaak en de opslagfactor.
- Het raamwerk biedt samenhang met andere voor werkdruk relevante onderwerpen zoals klassengrootte en het aanbod van onderwijs (waaronder de lessentabel).
- Het raamwerk biedt een goede balans tussen landelijke cao-afspraken en decentrale afspraken die aansluiten bij specifieke situaties en behoeften op school.
- Het nieuwe raamwerk vermindert de complexiteit van de cao.
- Het nieuwe raamwerk is uitvoerbaar en betaalbaar.
Onderwerpen die in het ontwikkeltraject van het nieuwe raamwerk door sociale partners besproken worden, zijn in ieder geval:
- Wat moet via landelijke cao-afspraken worden vastgelegd en wat moet via lokale afspraken op school?
- Mogelijkheden om meer focus te leggen op het primaire proces c.q. de lesgebonden verantwoordelijkheden. Hierbij wordt onder andere gesproken over de maximale lestaak, het aantal startmomenten, klassengrootte, opslagfactor en ontwikkeltijd.
- De professionele ruimte en verantwoordelijkheden, zeggenschap en dialoog (zoals vereist in het professioneel statuut).
- Hoe kunnen bepaalde regelingen in de CAO VO (bijvoorbeeld ten aanzien van ontwikkeltijd en persoonlijk budget) vereenvoudigd/aangepast worden en welk effect kan dit hebben op de lessentaak? Is het hierbij mogelijk om tot een lestaak van 720 klokuren per jaar te komen?
- Welk proces en welke fasering worden hierbij op scholen gevolgd?
Het raamwerk zal waar nodig tot nieuwe afspraken leiden in de eerstvolgende cao.
Vakbondsverlof en GOVAK
Wat hebben de sociale partners afgesproken over het vakbondsverlof en GOVAK?
De sociale partners zijn overeengekomen om tijdens de looptijd van deze cao te onderzoeken of en op welke wijze de regeling over vakbondsverlof kan worden aangepast. In artikel 15.5 CAO VO is die regeling opgenomen en kan tot onvoorziene en/of ongewenste situaties zorgen.
Jubileumgratificatie
De jubileumgratificatie bedraagt bij een 25-jarige diensttijd bij het onderwijs 50% en bij een 40-jarig 100% van het bruto maandsalaris verhoogd met de vakantietoeslag. Het keuzemoment tussen 40- of 50-jarig jubileum is met de invoering van de nieuwe CAO VO komen te vervallen. Wel is er een overgangsperiode opgenomen in de CAO VO. Wat houdt deze in?
Voorheen was in de cao opgenomen dat de jubileumgratificatie bij een 40- of 50-jarig jubileum 100% van het bruto maandsalaris bedraagt, verhoogd met de vakantietoeslag.
Bij wijze van overgangsrecht geldt dat indien de werknemer voor de inwerkingtreding van deze cao een 40-jarig jubileum heeft gehad maar hierbij geen jubileumgratificatie heeft ontvangen, de werkgever binnen de looptijd van deze cao alsnog de jubileumgratificatie uitkeert aan deze werknemer. Dit geldt niet als de werknemer inmiddels al een jubileumgratificatie bij een 50-jarig jubileum heeft ontvangen.
Let op: van de werkgever wordt verwacht dat de werknemer hierover wordt ingelicht indien deze situatie zich voordoet.