Actieplan Gelijke Kansen: goede intenties maar gebrek aan fundamentele bezinning en budget

30 oktober 2016

Hoe kunnen we kinderen van lager en hoger opgeleide ouders in het onderwijs gelijke kansen bieden? Die vraag staat centraal in het vandaag door het kabinet gepresenteerde Actieplan Gelijke Kansen. Het plan is een eerste stap, met vooral kleinschalige maatregelen op de korte- en middellange termijn. Voor een meer fundamentele benadering van het complexe probleem van kansenongelijkheid heeft het kabinet minder aandacht. Het budget dat OCW vanaf 2017 vrijmaakt voor uitvoering van de maatregelen – zo’n 25 miljoen euro per jaar – blijft achter bij de ambities.

De Inspectie van het Onderwijs constateerde in het recente Onderwijsverslag dat de onderwijskansen van kinderen van lager en hoger opgeleide ouders verder uit elkaar lopen. Ook de OESO signaleerde recent dat gelijke kansen in het Nederlandse onderwijs onder druk staan. In politiek Den Haag is de boodschap ook aangekomen. In de conceptverkiezingsprogramma’s van vrijwel alle politieke partijen wordt aandacht gevraagd voor deze thematiek en de bewindslieden Bussemaker en Dekker stellen nu in het Actieplan Gelijke Kansen een aantal maatregelen voor.  Deze zijn te ordenen langs drie verschillende lijnen: soepele overgangen, stimulerend onderwijs en sterke netwerken.

In het actieplan wordt het accent gelegd op het verbeteren van de overgangen in het onderwijs, zodat ook leerlingen en studenten met minder ondersteuning en stimulans van huis uit, de kans krijgen hun talenten te benutten. De bewindslieden willen extra investeren in schakelprogramma’s en houden een pleidooi voor brede brugklassen. Ook vragen ze aandacht voor ‘een traditioneel sterk punt van het Nederlandse onderwijs’: de mogelijkheid om opleidingen te stapelen.

Het bieden van gelijke kansen in het onderwijs is niet alleen een taak van de scholen, erkennen Bussemaker en Dekker. ‘De uitdaging bestaat eruit de betrokkenheid, kennis en energie van alle betrokken partijen, van scholen tot welzijnsorganisaties, van gemeenten tot werkgevers en vele anderen, te bundelen zodat een vermenigvuldigingseffect ontstaat. Daarom nemen wij het initiatief voor een Gelijke Kansen Alliantie (GKA).’ Deze alliantie is eveneens op 31 oktober gelanceerd.

Doorstroomrecht

Het Actieplan Gelijke Kansen is volgens de VO-raad een eerste stap om een belangrijk en complex probleem als kansenongelijkheid in het onderwijs het hoofd te bieden. Het plan biedt vooral maatregelen op de korte- en middellange termijn, die merendeels de juiste richting hebben maar die ook vragen oproepen over de exacte invulling en concrete uitvoering. Zo is het inderdaad belangrijk dat jongeren de mogelijkheid hebben om opleidingen te stapelen of tussentijds door te stromen naar hogere onderwijsniveaus. De VO-raad wil leerlingen echter ook reële kansen bieden en is – net als het kabinet - geen voorstander van een ongeclausuleerd doorstroomrecht, bijvoorbeeld van vmbo g/t naar havo. Schakelprogramma’s kunnen op korte termijn enige soelaas bieden, maar het is van groot belang dat de landelijke programma’s van vmbo g/t en havo structureel op elkaar gaan aansluiten.

Maatschappelijk rendement

Aan een fundamentele bezinning op ons onderwijsstelsel en de belemmeringen die specifieke groepen ondervinden, ontbreekt het. Zo zou de manier waarop we de kwaliteit van het onderwijs bepalen minder gebaseerd moeten zijn op doelmatigheid en efficiëntie, en meer op het maatschappelijk rendement van het onderwijs. ‘Wat goed is voor de kansen van leerlingen zou ook goed moeten zijn voor de resultaten van de scholen. Op die manier stimuleer je scholen om leerlingen uit te dagen en kansen te bieden’, aldus Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO-raad. ‘We gaan hierover in gesprek met het departement en de Inspectie.’

Grondige evaluatie

In de discussie die ontstond na het verschijnen van het Onderwijsverslag was een van de eerste (schrik)reacties om het wettelijk kader rondom het eindadvies voor de overgang van po naar vo opnieuw aan te passen. In het actieplan wordt terecht gekozen voor een grondige evaluatie alvorens de wet eventueel bij te stellen.

De VO-raad steunt het voorstel om er voor te zorgen dat er in elke regio op acceptabele afstand een toereikend aanbod aan dakpanklassen is en dat scholen onderling - zowel categorale als brede scholen - goede afspraken maken over de doorstroom en overdracht van leerlingen. De VO-raad is voorstander van duurzame regionale samenwerking, waarbij gemeenschappen van samenwerkende scholen gezamenlijk keuzes maken over het aanbod van brede brugklassen, over passend onderwijs, maatwerk en krimp. Het is wenselijk meer slagkracht en bevoegdheden bij het Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen (RPO) neer te leggen én belemmerende wet- en regeling die regionale samenwerking frustreert of bemoeilijkt, aan te pakken.

Tienercolleges

Het kabinet kondigt aan toekomstig onderwijsbeleid kritisch te beoordelen op de effecten voor kansengelijkheid. Weinig aandacht besteedt het kabinet echter aan de evaluatie van de invloed van huidige wet- en regelgeving op ongelijke kansen. Tienercolleges (voor leerlingen van 10 tot 14 jaar) bijvoorbeeld kunnen een relevante bijdrage leveren aan het creëren van gelijke kansen. Initiatieven hiertoe worden echter momenteel belemmerd door sectorspecifieke wet- en regelgeving waarin po en vo strikt van elkaar gescheiden worden.

Voor de uitvoering van het actieplan stelt het kabinet vanaf 2017 gedurende drie jaar ongeveer 25 miljoen per jaar beschikbaar. Dat is weinig. Zo is de 5 miljoen die vanaf 2018 beschikbaar wordt gesteld voor schakelprogramma’s tussen het vmbo en havo en het vmbo en mbo voldoende om slechts circa 5000 vmbo-leerlingen per jaar te bereiken.