Investering voor techniekonderwijs vanuit groeifonds

03 juli 2023

Het voorstel "Investeren in het talent van de toekomst" heeft in de derde ronde van het Nationaal Groeifonds een reservering van het aangevraagde bedrag van 352 miljoen euro toegekend gekregen. De beoordelingscommissie erkent hiermee de noodzaak en urgentie van het voorstel om alle leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs hun talent voor technologie te laten ontdekken. Wel moet het plan aangescherpt worden.

De aanvraag was ingediend door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en van Economische Zaken en Klimaat (EZK), met Platform Talent voor Technologie (PTvT) als penvoerder.  Het doel van het voorstel is de affiniteit met, kennis van, en vakvaardigheden in technologie onder alle jongeren te stimuleren, over de volle breedte van het funderend onderwijs.

De belangstelling van leerlingen om een technisch profiel te kiezen en later een technische studie is al jaren onderwerp van zorg. Dit omdat de arbeidsmarkt staat te springen om meer technisch geschoold personeel.

Het voorstel heeft als doel om met een eenmalige impuls via 80 regionale netwerken techniekeducatie naar een hoger niveau te tillen, door een techniek-inclusieve cultuur te bevorderen.
Het project moet leiden tot duurzame, technologierijke leerecosystemen met een landelijke dekking. De aanpak bestaat uit drie programmalijnen:

  1. een participatieprogramma om massa te creëren op basis van bewezen aanpakken,
  2. een innovatieprogramma om nieuwe oplossingen te genereren voor hardnekkige problemen en
  3. een kennisprogramma voor regio-overstijgende activiteiten (waaronder landelijke beleidsadvisering en imagoverbetering).
     

Voor het project is een investering nodig van €502 miljoen, bestaande uit een bijdrage vanuit de regio van €70 miljoen, vanuit het bedrijfsleven €80 miljoen en vanuit het Groeifonds van €352 miljoen.

Aanscherping van het voorstel

De commissie vraagt de indieners om vooral meer inzicht te geven in:

  • waar de grootste kansen liggen op regionaal en lokaal niveau. Waar gaat het goed, wat zijn ‘best practices’ en waar gaat het nog niet zo goed en kunnen (meer) activiteiten ontwikkeld worden? Ook moet helder zijn wat voor type activiteiten worden gefinancierd en hoe het bedrijfsleven betrokken is.
  • de te bereiken kritieke prestatie-indicatoren zoals aantal studenten, uren onderwijs en de keuzes voor bèta-technische profielen en vervolgonderwijs.
  • Ook geeft de commissie aan dat er een integrale aanpak nodig is vanuit OCW hoe bètatechnisch onderwijs gestimuleerd gaat worden via onder andere aanpassingen in het curriculum en de eindtoets.

De commissie vraagt de indieners een nieuw plan in te dienen waarbij nog duidelijker wordt wat het plan vernieuwend maakt ten opzichte van eerdere initiatieven.  

De VO-raad was niet actief betrokken bij deze aanvraag, maar zal zich inzetten om samen met anderen de aanvraag te verbeteren.