Lerarencollectief ontvangt tijdelijke financiering van ministerie van OCW

11 juni 2019

Minister Slob gaat het initiatief voor een beroepsorganisatie voor leraren vanaf 1 augustus 2019 financieel ondersteunen. De initiatiefnemers Thijs Roovers en Jan van de Ven ontvangen elk 0,4 fte vervangingsvergoeding om de start van de werkzaamheden mogelijk te maken. Dat staat in een brief van de minister aan de Tweede Kamer. Het Lerarencollectief ontvangt ook een werkbudget voor de vergoeding van diverse kosten.

Na het uiteenvallen van de Onderwijscoöperatie en het in de ijskast plaatsen van het lerarenregister heeft de minister voor Basis en Voortgezet Onderwijs leraren opgeroepen om onder eigen regie en eigen voorwaarden te werken aan de vorming van een beroepsgroeporganisatie. Jan van de Ven en Thijs Roovers (bekend van PO in Actie) en René Kneyber hebben deze handschoen opgepakt en zijn het Lerarencollectief begonnen. Begin mei had het initiatief 10.000 steunbetuigingen. De initiatiefnemers zijn vervolgens in gesprek gegaan met OCW om over financiële ondersteuning te praten.

Evaluatie beroepsgroeporganisatie

Eind 2019 wordt de doorontwikkeling van het Lerarencollectief als beroepsgroeporganisatie geëvalueerd. Hierbij staat centraal in welke mate het Lerarencollectief zorgt voor eigen inkomsten en of de vervolgplannen realistisch zijn uitgewerkt voor verdere organisatorische, inhoudelijke, en financiële ontwikkelingen. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie worden vervolgafspraken met het Lerarencollectief gemaakt over de verdere ondersteuning door OCW.  De minister roept ook andere leraren op om met beroepsgroepvorming aan de slag te gaan.

Financiering op termijn door beroepsgroep zelf

Het doel van de ondersteuning is om een basis op te bouwen van waaruit een beroepsorganisatie verder uitgebouwd kan worden. Voorwaarde voor financiering zijn een goed plan en draagvlak bij een substantieel deel van de achterban. Het ministerie van OCW baseert zich voor de vergoeding op het bedrag dat zij eerder heeft verleend aan BVMBO en wat op termijn door de beroepsgroep zelf te dragen valt. De minister wil geen structurele afhankelijkheid van overheidssubsidie. De beroepsgroep moet de organisatie op termijn zelf gaan financieren.

De vergoeding is gebaseerd op de sectorale cao’s en bestaat uit een vervangingsvergoeding van 0,4 fte en een werkbudget waarmee overige kosten kunnen worden gedragen. De leraar blijft in dienst van zijn/ haar school. De werkgever ontvangt de vergoeding om een vervanger aan te stellen.

De minister van OCW hanteert de volgende uitgangspunten voor het bieden van ondersteuning aan initiatieven op het vlak van beroepsgroepvorming leraren:

  1. Het initiatief is afkomstig van leraren en er kan aangetoond worden dat het initiatief kan rekenen op substantiële steun van de achterban.
  2. De beroepsgroeporganisatie moet zoveel mogelijk onafhankelijk van OCW worden doorontwikkeld. Het is daarom belangrijk dat er geen structurele afhankelijkheid ontstaat van overheidssubsidie.
  3. De ondersteuning moet ook voor andere initiatiefnemers beschikbaar zijn, zodat er voor allen een gelijk speelveld ontstaat.
  4. Versnippering of concurrentie tussen beroepsgroep organisaties moet worden voorkomen. Een nieuw initiatief dat een verzoek doet tot tijdelijke ondersteuning door OCW, moet zich richten op samenwerking en zich indien mogelijk aansluiten bij eerdere initiatieven.