MR goed betrokken bij besteding geld voor aanpak lerarentekort en werkdruk

12 april 2021

Waaraan en hoe zijn de middelen uit het convenant ‘Aanpak lerarentekorten en werkdrukverlichting’ besteed? Voion heeft, op verzoek van de cao-tafel vo, hier onderzoek naar gedaan en concludeert dat inmiddels een groot deel van de middelen zijn besteed, mét de gewenste betrokkenheid van de (G)MR. Op zijn zachtst gezegd curieus is het dat de AOb, een van de mede-opdrachtgevers van het Voion-onderzoek (samen met de VO-raad, CNV Onderwijs en FvOv), voor publicatie met de uitkomst van een eigen ledenpeiling komt die een totaal ander beeld geeft.

In 2019 sloten de minister en sociale partners het convenant ‘Aanpak lerarentekort en werkdrukverlichting’. Eind 2019 is in dat kader voor het vo € 150 miljoen aan incidentele middelen uitgekeerd aan scholen, te besteden in 2020 en 2021. Uit het Voion-onderzoek naar de besteding van deze middelen blijkt dat begin 2021 een krappe meerderheid van alle schoolbesturen alle convenantsmiddelen heeft toegekend aan de scholen. Een ruime meerderheid heeft tenminste een gedeelte (minimaal twee vijfde) van alle middelen verdeeld. Op de scholen zelf zijn door ongeveer een vijfde van alle schoolleiders alle middelen ingezet, terwijl 62% een gedeelte van alle gelden heeft geïnvesteerd. Een groot deel van de middelen is inmiddels dus besteed, bij een veel kleiner aantal scholen liggen nog middelen om te gebruiken in 2021. Een verklaring voor de nog niet ingezette middelen is de coronacrisis, waardoor schoolleiders, leraren en bestuurders met veel andere (organisatorische) zaken bezig zijn geweest.


Medezeggenschap goed betrokken

In het convenant wordt expliciet gesteld dat het personeel betrokken wordt bij de uitwerking van het convenant. De bevraagde MR’en geven aan dat zij in bijna 90% van de gevallen betrokken zijn geweest bij de planvorming, gesprekken of besluitvorming. Dat gebeurde vaak op uitnodiging van de schoolleiding of bestuur, maar ook op eigen initiatief van de MR.

Uit de ledenpeiling van de AOb komt vooral een beeld naar voren van leraren die niks merken van de besteding van de middelen binnen de school en ook op geen enkele manier betrokken zijn bij de besteding ervan. Blijkbaar hebben deze AOb-leden geen relatie met de medezeggenschap binnen hun school. De interessante vraag werpt zich op aan welk onderzoek de AOb, mede-opdrachtgever van beide onderzoeken, nu het meeste waarde hecht.

Middelen gebruikt om bestaand beleid te versterken

Scholen zetten de middelen vanuit het convenant in om bestaand beleid te versterken. Zo worden de middelen vaak ingezet om extra onderwijsondersteunend personeel of extra leraren in te zetten, gecombineerd met meer ruimte voor innovatie- en onderwijsontwikkeling mogelijk te maken. Daarbij geven bestuurders en schoolleiders aan dat een structurele verhoging van de middelen de effectiviteit zal verhogen. Immers, deze tijdelijke maatregelen zullen deels weer worden teruggedraaid als de middelen besteed zijn.

VO-raad: structurele inzet middelen nodig

Dit tussenonderzoek laat zien dat extra investeringen in verlaging van de werkdruk, ontwikkeltijd en extra inzet van (ondersteunend) personeel van groot belang zijn. De middelen vanuit het convenant zijn daarin een belangrijke stap. Samen met de betrokkenheid van het personeel worden er goede plannen gemaakt om de werkdruk te verlagen en de personeelstekorten aan te pakken. Voor de VO-raad is het van groot belang dat schoolleiders en bestuurders de plannen in samenspraak met het personeel maken, zoals ook in het onderzoek naar voren komt.

Verder roept de VO-raad het kabinet op om deze investeringen in de komende kabinetsformatie structureel te maken, zodat de middelen (en daarmee de gepleegde inzet) niet na twee jaar wordt teruggedraaid. Dat zou slecht zijn voor de scholen én de werkdruk van het personeel juist weer doen verhogen. Een dergelijke incidentele investering zien we ook bij het aangekondigde Nationaal Programma Onderwijs.