Onderzoek intern toezicht vo: vooruitgang geboekt, tijd voor volgende stap

Er is vooruitgang geboekt wat betreft het functioneren van het intern toezicht in het voortgezet onderwijs. Wel kan het intern toezicht nog verder worden versterkt; zo kan vaker pro-actiever worden gehandeld en is nog niet overal (toe)zicht op de belanghebbenden. Dit concludeert de monitoringscommissie ‘Goed onderwijsbestuur VO’ in haar onderzoek naar het functioneren van het intern toezicht in het vo. De commissie roept bestuurders en toezichthouders op om in gesprek te gaan over hoe het interne toezicht binnen hun organisatie verder kan worden gebracht.

De commissie heeft het onderzoek eind 2017 laten uitvoeren door Rienk Goodijk en Clement van der Klooster, verbonden aan het Zijlstra Center van de Vrije Universiteit. Centrale vraag was: ‘Hoe is anno 2017 het intern toezicht in de vo-sector georganiseerd en hoe wordt deze gepraktiseerd in relatie tot de publieke taakuitoefening van de onderwijsinstelling’?

Om deze vraag te beantwoorden is eerst een uitvoerige enquête afgenomen onder de leden van de VO-raad en de VTOI-NVTK. Dit resulteerde in 184 respondenten, waarvan 63% bestuurder was. Vervolgens is in drie casestudies ingezoomd op de belangrijkste resultaten. Deze resultaten zijn in een panelbijeenkomst met (praktijk)experts ook nader geduid. Bij het onderzoek is voortgebouwd op eerder onderzoek in de vo-sector.

Belangrijkste bevindingen

Het onderzoek heeft geleid tot een aantal belangrijke bevindingen:

Commissie: ga met elkaar in gesprek

Over het geheel genomen is vooruitgang geboekt in de professionaliteit en de invulling van de rol van het intern toezicht, zo concludeert de commissie. Zo zijn de benodigde reglementen vaker op orde, wordt er meer aandacht besteed aan de evaluatie en wordt vaker gewerkt vanuit een expliciete toezichtvisie en -kader.

Wel zijn het gedrag en het rolbewustzijn van bestuur en intern toezicht nog niet overal voldoende ontwikkeld. Ook blijkt er verschil van mening te zijn over de waarde die het intern toezicht toevoegt. De commissie roept bestuurders en toezichthouders op hierover in gesprek te gaan. Wat vraagt het van bestuur en toezicht om de organisatie en het onderwijs zich verder te laten ontwikkelen? Is het bijvoorbeeld wenselijk dat het intern toezicht pro-actiever wordt? En hoe dan? En als het gaat om gedrag: Hoe verhoudt het intern toezicht zich tot de belanghebbenden van de instelling? Hoe verzamelt het intern toezicht haar informatie? Hoe wordt invulling gegeven aan de werkgeversrol? Hoe gaat het intern toezicht om met interventies? Hoe ziet de evaluatie van bestuur en intern toezicht eruit? Als basis voor dit gesprek kan gebruik worden gemaakt van de vragenlijst die de VU voor dit onderzoek heeft ontwikkeld.

Eén en ander kan worden vastgelegd in een toezichtvisie en -kader. Dit document is geen doel op zich, maar kan wel bijdragen aan de borging van een effectieve en voorspelbare relatie tussen bestuur en intern toezicht, wat ten gunste komt van het onderwijs op de scholen. Ook professionalisering door middel van scholing en intervisie kan bijdragen aan verdere groei.

Hoe nu verder?

De monitoringscommissie zal de resultaten van het onderzoek meenemen in haar eindadvies aan de VO-raad, dat eind 2018 wordt gepubliceerd. In dit eindadvies zal worden ingegaan op de vraag hoe de VO-raad en de VTOI-NVTK gezamenlijk kunnen stimuleren dat het gesprek tussen bestuur en intern toezicht gevoerd wordt. Een gesprek dat uiteindelijk moet leiden tot verdere professionalisering van beiden en een samenspel dat van toegevoegde, publieke waarde is.

Daarnaast worden de resultaten van dit onderzoek besproken tijdens een workshop op het VO-congres en een VO-platform van de VTOI-NVTK.

Ook de VO-academie besteedt aandacht aan het onderwerp. Op de ALV van de VO-raad op 31 mei wordt een katern uitgedeeld waarin het samenspel met het intern toezicht verder wordt uitgediept. Daarnaast start per september het leertraject ‘Samenspel tussen Bestuurder en RvT’. Doel van dit leertraject is ‘uw persoonlijke effectiviteit in de rol als schoolbestuurder te versterken opdat u onder meer een betere en sterkere samenwerking met de RvT kunt realiseren’.