Onderzoek overheid: zittenblijven is ineffectief

13 januari 2016

Zittenblijven heeft geen blijvend resultaat op de leerresultaten van de meeste leerlingen en is daarmee geen effectieve interventie. Dat stelt een interdepartementaal samengestelde werkgroep in het beleidsonderzoek Effectieve leerroutes in het funderend onderwijs. Staatssecretaris Dekker heeft zijn beleidsreactie op 17 december 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Lees het rapport en de beleidsreactie hierop van staatssecretaris Dekker

Volgens het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) zijn efficiëntere leerroutes mogelijk met behoud van de kwaliteit en de toegankelijkheid van het onderwijs. Het vergroten van niveaudifferentiatie en maatwerk, en diverse varianten van onderwijstijdverlenging (zoals zomer- en lentescholen) kunnen bijdragen aan efficiëntere leerroutes. Het is belangrijk om alternatieven voor zittenblijven te stimuleren, aldus de werkgroep. Ook pleiten de onderzoekers voor het investeren in pilots en experimenten om meer kennis en bewustzijn te vergaren over kansrijke initiatieven en te zorgen voor een stevige effectevaluatie van deze interventies.

Nederlands systeem werkt zittenblijven in de hand

Internationaal gezien heeft Nederland veel zittenblijvers. Ons onderwijssysteem werkt zittenblijven in de hand, zoals het jaarklassensysteem en de relatief vroege selectie in verschillende ‘tracks’ met harde tussenschotten en eindniveaus. In Nederland verlaat bijna de helft van de leerlingen (45%) het funderend onderwijs met minimaal 1 jaar vertraging. In het VO loopt ongeveer 25% van de leerlingen vertraging op. Circa 80% van de vertraging is het gevolg van zittenblijven. De meeste vertraging vindt plaats in het voorexamenjaar. Op de havo is het percentage zittenblijvers het hoogst. Versnellen komt in Nederland niet vaak voor, in het VO minder dan 1%. 

Aanbevelingen en maatregelen

De IBO-werkgroep doet een aantal aanbevelingen en stelt maatregelen voor langs de lijn van drie beleidsvarianten.

  • Creëer bewustzijn over alternatieven voor zittenblijven en de hiervoor benodigde vaardigheden van docenten en verander de opvattingen over het nut van zittenblijven.
  • Schep meer mogelijkheden voor preventie en maatwerk, en maatregelen op het terrein van bekostiging, toezicht en regelgeving
  • Aanpassingen in het stelsel, waaronder het flexibeler omgaan met het jaarklassensysteem

De IBO-werkgroep adviseert ook om flexibeler om te gaan met de harde eindnormen van de tracks en stelt voor om de precieze mogelijkheden en neveneffecten daarvoor in kaart te brengen. De VO-raad is voorstander van een dergelijke exercitie. De Onderwijsraad heeft ten behoeve van het adviesrapport ‘maatwerk binnen wettelijke kaders’ nagelaten een brede, objectieve verkenning te verrichten. 

Initiatieven en meer maatwerk 

In het Sectorakkoord is afgesproken het percentage zittenblijvers de komende jaren sterk terug te dringen. Voorlopige cijfers van DUO laten zien dat in het schooljaar 2014/2015 5,5% van de leerlingen in het VO een keer blijft zitten. In 2020 moet dat zijn teruggebracht tot 3,8%. Via de subsidieregeling zomer- en lentescholen en initiatieven gericht op meer maatwerk en flexibiliteit werkt de sector aan het realiseren van deze ambities.