Pisa toont noodzaak voor leesoffensief

02 december 2019

Nederlandse scholieren lezen steeds minder voor hun plezier en dat weerspiegelt zich in een significante daling van het leesvaardigheidsniveau, blijkt uit Pisa 2018. De vaardigheden van Nederlandse jongeren op het gebied van wiskunde en natuurkunde kunnen zich daarentegen uitstekend meten met de internationale top. Nederlandse scholieren zijn gelukkig en tevreden; vanuit internationaal perspectief is Nederland het land waar het minste wordt gepest.

Pisa is een internationaal programma- en peilingsonderzoek naar de kennis en vaardigheden van 15-jarige scholieren uit 77 landen (37 OESO-lidstaten en 40 partnerlanden). De uitkomsten over 2018 zijn op 3 december 2019 gepubliceerd.

Leesvaardigheid

De leesvaardigheid van Nederlandse leerlingen daalt gestaag en ligt nu rond het OESO-gemiddelde. De daling is in 2018 ook voor het eerst significant en doet zich voor over de gehele linie in het voortgezet onderwijs. Nederland bezet een 14e positie binnen de EU en een 26ste positie binnen de OESO en de partnerlanden. Binnen het domein leesvaardigheid zijn er wel verschillen; zo presteren Nederlandse leerlingen bovengemiddeld op het opzoeken van informatie, gemiddeld op tekstbegrip en beneden gemiddeld bij het evalueren en reflecteren.  Meisjes doen het hierbij op alle fronten beter dan jongens. Opvallend is daarbij dat het animo onder Nederlandse jongeren om te lezen is afgenomen. Ook beleven ze minder plezier aan lezen dan gemiddeld in OESO- of EU-verband. Ruim 60% van de jongeren geeft aan alleen te lezen ‘als het moet’ en meer dan 40% vindt lezen ‘tijdverspilling’.

'Deze uitkomsten laten eens en temeer zien dat we niet alleen op scholen maar ook thuis en op de werkvloer serieus werk moeten maken van leesmotivatie en leesvaardigheid’, aldus Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO-raad. ‘De toename van laaggeletterdheid in onze samenleving is zorgelijk en een welvarend land als Nederland onwaardig. Er komen te veel leerlingen onnodig met een taalachterstand het funderend onderwijs binnen, en die achterstand halen ze nauwelijks meer in. Een goede leesvaardigheid is echter een basisvaardigheid voor het leven en het leren, daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen. We pleiten dan ook al langer voor een basisvoorziening voor ieder kind vanaf 2 jaar, waar spelen en taalontwikkeling voorop staan.’

Wis- en natuurkunde

Op het gebied van wiskunde zijn de vaardigheden van Nederlandse leerlingen onverminderd hoog. Ten opzichte van 2015 is er sprake van een lichte stijging, terwijl het OESO-gemiddelde licht daalde. Nederland neemt hier in Europa samen met Estland een toppositie in, en in vergelijking tot de OESO-landen scoort alleen Japan hier significant hoger.

Ook de vaardigheden op het gebied van de natuurwetenschappen liggen ruim boven het OESO-gemiddelde. De significante daling in 2015 heeft zich in 2018 niet doorgezet. Binnen Europa neemt Nederland een vierde positie in, na Finland, Polen en Estland.

Nederlandse leerlingen zijn tevreden over het leven, voelen zich thuis op school en voelen zich gesteund door hun ouders. Ook is Nederland het land waar het minste wordt gepest.

Opvallend is dat op alle drie domeinen de groep die op het hoogste niveau presteert kleiner wordt en dat de groep die op de laagste niveaus presteert juist toeneemt. Deze verschuiving doet zich sinds 2006 in Nederland voor. Het vroeg selecteren van leerlingen leidt niet tot betere prestaties aan de uiterste kanten van het onderwijsspectrum. De OESO constateerde in een studie van het Nederlandse stelsel in 2016 ook al dat de vroegselectie op 11/12-jarige leeftijd negatief uitpakt voor de kansengelijkheid en segregatie in het onderwijs versterkt. Uit Pisa 2018 blijkt dat het opleidingsniveau van ouders nog steeds sterk samenhangt met de prestaties van hun kinderen op de Pisa-toets. Hoe hoger het opleidingsniveau van ouders, hoe hoger de gemiddelde Pisa-score op leesvaardigheid, wiskunde en natuurwetenschappen.

Werk aan de winkel

Paul Rosenmöller: ‘We slagen er onvoldoende in alle talenten uit te dagen. Dit is een van de grootste opgaven van het Nederlandse onderwijs: hoe zorgen we dat onze leerlingen beter gemotiveerd zijn en zich optimaal en in de volle breedte kunnen ontwikkelen? Voor een slimme en solide samenleving zijn alle talenten nodig.’

De VO-raad is met andere sectorraden, sociale partners en organisaties van leerlingen en ouders in gesprek welke stappen we hier gezamenlijk in kunnen zetten. Alleen samen kunnen we werk maken van de grote uitdagingen waar het onderwijs zich voor gesteld ziet, zoals een goede taalvaardigheid, grotere motivatie en meer eigenaarschap van leerlingen om te leren en gelijke kansen in het onderwijs.

De uitkomsten van Pisa 2018 benadrukken het belang van curriculumherziening zoals in gang gezet; leesmotivatie en leesplezier maken prominent deel uit van de voorstellen voor Nederlands. Om deze en andere uitdagingen van de toekomst aan te kunnen, zijn ook forse structurele investeringen in het onderwijs noodzakelijk.

Over Pisa
In totaal deden in 2018 in Nederland 4765 leerlingen van 156 scholen (voor praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo) mee aan Pisa. Pisa kent drie domeinen: leesvaardigheid, natuurwetenschappen en wiskunde. In 2018 lag het accent op leesvaardigheid. Pisa meet in hoeverre 15-jarigen voorbereid zijn op het functioneren in de maatschappij en richt zich vooral op de vraag in hoeverre leerlingen in staat zijn om ‘alledaagse’ problemen adequaat op te lossen. Zo richt Pisa zich bij het onderdeel leesvaardigheid op het opzoeken en gebruiken van verschillende soorten teksten in de praktijk. Daarmee kent het een andere insteek dan bijvoorbeeld datgene wat bij het vak Nederlands geëxamineerd wordt.

Rijke dataset
Pisa is een breed onderzoek dat een rijke dataset oplevert.  Leerlingen worden niet alleen op verschillen aspecten getoetst, maar ook bevraagd, waarbij er ook wordt gekeken naar niet-cognitieve onderwijsopbrengsten als motivatie, welzijn en groepsgedrag. Deelname aan Pisa zorgt voor een goede internationale benchmark van de prestaties op stelselniveau, en biedt inzicht in trends en ontwikkelingen. Het laat zien waar knelpunten liggen en waar verbeteringen mogelijk zijn.

Als ‘graadmeter’ voor de kwaliteit van het onderwijs in het land is Pisa minder geschikt, ook al worden de uitkomsten vaak wel zo gebruikt. Pisa is een zogenoemde ‘low stake’ toets. Voor jongeren zelf hangt er weinig van deze toets af,  ze krijgen er geen cijfer voor. Ook blijkt dat de motivatie van Nederlandse leerlingen voor de toets relatief laag is. Het maakt ook geen onderdeel uit van het curriculum. Pisa kan in combinatie met andere bronnen wel een beeld geven van de ontwikkeling van het Nederlands onderwijsniveau.