Regeling beleggen en lenen: term ‘te allen tijde’ geschrapt

25 april 2018

In de regeling ‘Beleggen, lenen en derivaten OCW 2016’ was opgenomen dat de hoofdsom van een belegging – door bijvoorbeeld een school – te allen tijde wordt gegarandeerd door de financiële onderneming. Omdat blijkt dat de term ‘te allen tijde’ niet gewaarborgd kan worden, wordt de regeling op dit punt aangepast.

Beleggingen hebben naast rente ook koersrendement. Koersrendement betekent de waardestijging dan wel de waardevermindering van de belegging, gedurende de looptijd van de belegging. Een waardedaling op een belegging ontstaat bijvoorbeeld wanneer de rente die op een belegging wordt uitgekeerd lager is dan de marktrente op dat moment. De vraag naar de betreffende belegging daalt dan (er is immers in de markt meer rente te ontvangen), waarna de waarde van de belegging daalt. Wanneer een belegging wordt verkocht op het moment dat de koerswaarde lager is dan de (nominale) waarde, is de verkoopwaarde lager dan de aankoopwaarde, waardoor er verlies wordt geleden op de hoofdsom. OCW erkent nu dat dat niet altijd kan worden voorkomen.

De regeling ‘Beleggen, lenen en derivaten OCW 2016’ wordt hierop aangepast. Het nieuwe artikel 6, derde lid luidt: 'De hoofdsom van de belegging wordt door de financiële onderneming, bedoeld in artikel 4, gegarandeerd. In geval van koerswijzigingen op de belegging kan hier, met instemming van de interne toezichthouder, van af worden geweken.’

De wijziging van de regeling treedt per 1 juli 2018 in werking en is op 25 april in de Staatscourant geplaatst.

Het uitgangspunt van OCW is risicomijdend beleggen. Dit kan betekenen dat bij een koersdaling het verstandig kan zijn de belegging niet te verkopen en te wachten tot de looptijd van de belegging is afgerond. Wanneer de belegging vóór het einde van de looptijd een positieve koerswaarde heeft, kan het een keuze zijn de betreffende belegging te verkopen.