Slob wil stelselmonitor voor burgerschapsonderwijs

03 april 2018

Minister Slob wil een stelselmonitor invoeren, waarmee goed in kaart kan worden gebracht wat er in het primair en voortgezet onderwijs rond burgerschapsonderwijs gebeurt. Dit stelde hij tijdens het debat op 29 maart over de uitkomsten van de International Civic and Citizenship Education Study (ICCS), een internationaal vergelijkend onderzoek naar burgerschapscompetenties van vo-leerlingen.

In het onderzoeksrapport van de ICCS 'Burgerschap in het vo: Nederland in vergelijkend perspectief' kwam naar voren dat de burgerschapscompetenties van Nederlandse leerlingen achterblijven bij die van leerlingen in vergelijkbare landen (onder andere België en Denemarken). Ook is er minder maatschappelijke en politieke betrokkenheid en zijn scholieren minder positief over basiswaarden zoals gelijke rechten voor verschillende etnische groepen.

In het debat gaf Slob aan dat deze uitkomsten serieus genomen moeten worden en dat ze onderstrepen dat extra aandacht nodig is voor het burgerschapsonderwijs. Wel is volgens de minister een aantal kanttekeningen te plaatsen bij het ICCS-onderzoek. Zo is het aantal landen dat meedoet waarmee Nederland zich echt goed kan vergelijken, erg beperkt. Ook vindt het onderzoek maar één keer in de zes jaar plaats en is de enige groep die bekeken wordt de 14-jarigen in het vo. Daarnaast kost het onderzoek Nederland ongeveer 1 miljoen euro. De minister wil daarom toewerken naar een andere stelselmonitor, waarmee het burgerschapsonderwijs en ontwikkelingen op dit vlak beter en frequenter in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij wil hij ook onderzoeken of prestatiedruk in het onderwijs ten koste gaat van maatschappelijke betrokkenheid van leerlingen.

Ruimte om zelf invulling te geven aan burgerschapsonderwijs 

De VO-raad erkent het belang van het verder versterken van het burgerschapsonderwijs en steunt  – zoals eerder aangegeven – ook een aangekondigde wetswijziging waarbij verduidelijkt wordt wat onder goed burgerschapsonderwijs verstaan wordt. Het past daarbij om te zoeken naar een geschiktere monitor, die goed meet wat er gebeurt op dit vlak. Daarbij is wel cruciaal dat er ruimte blijft voor individuele besturen en scholen om zelf te bepalen op welke wijze zij invulling geven aan burgerschapsonderwijs.

De VO-raad onderstreept ook dat de verdere ontwikkeling van burgerschapsonderwijs meer vraagt dan alleen een wetswijziging; het verdient een prominente plek in het curriculum. Momenteel denkt een ontwikkelteam van schoolleiders en leraren in het kader van de herziening van het curriculum na over de invulling van het leergebied burgerschap. De VO-raad blijft de ontwikkelingen volgen. Specifiek benadrukt de raad dat bij de verdere invulling nadrukkelijk ook gekeken moet worden naar wat voor ondersteuning docenten nodig hebben.