Verplichte lerarenregister in ijskast

16 januari 2019

In juni 2018 heeft minister Slob besloten om de volgorde en het tempo van implementatie van het lerarenregister aan te passen. In essentie was er onvoldoende draagvlak voor het register en werd een pas op de plaats gemaakt. In hun recente Kamerbrief over het lerarenbeleid kondigen de bewindslieden van OCW nu aan in de huidige kabinetsperiode geen werk meer te maken van een verplicht register. De ministers laten de Wet Beroep leraar en het lerarenregister echter niet los. Schoolbesturen wordt een keuze geboden in het voldoen aan wettelijke verplichtingen rond de professionele ontwikkeling van leraren.

In het Regeerakkoord is afgesproken dat een lerarenregister alleen succesvol kan zijn als dit ‘van, voor en door alle leraren’ is. In hun brief aan de Tweede Kamer constateren de ministers dat een breed gedragen beroepsgroep-organisatie van leraren op korte termijn niet van de grond zal komen. Daarom wordt deze kabinetsperiode geen werk meer gemaakt van een verplicht register en de (her)registratie. Om de professionele ontwikkeling van leraren wel beter te verankeren willen de ministers strategisch personeelsbeleid en professionaliteit als deugdelijkheidseisen opnemen in de wet, zodat de Inspectie van het Onderwijs hierop toezicht kan gaan houden bij besturen.

De VO-raad ziet kansen in de richting die de ministers inslaan voor strategisch personeelsbeleid (HRM). Veel zal echter afhangen van de uitwerking van de twee voorgestelde deugdelijkheidseisen. De VO-raad denkt op dit vlak graag verder mee.

Keuze

Het in de ijskast zetten van het lerarenregister betekent voor de ministers overigens dat noch de Wet Beroep leraar noch de opdracht aan schoolbesturen van tafel is. Besturen die de gegevens hebben aangeleverd en hun leraren actief zullen stimuleren om gebruik te maken van het portfoliotool (van het register) hoeven niet apart nog de bekwaamheidsdossiers van hun leraren bij te houden. Schoolbesturen hebben daarmee een (gedwongen) keuze uit twee wettelijke mogelijkheden: 1) of zij houden de bekwaamheidsdossiers voor hun leraren actief bij, óf 2) zij leveren de gegevens aan bij het lerarenregister én stimuleren de leraren om het portfolio in te vullen.

Beroepsgroepvorming

De VO-raad onderschrijft de behoefte aan en vorming van een stevige beroepsorganisatie van leraren met een breed draagvlak onder de beroepsgroep. De beslissing van de ministers om de Onderwijscoöperatie los te laten en beroepsgroepvorming eigenstandig ‘van onderop’ te laten plaatsvinden, brengt echter het niet ondenkbeeldige risico met zich mee dat een vacuüm ontstaat en dat beroepsgroepvorming in het (voortgezet) onderwijs niet of nauwelijks van de grond komt.

Professioneel statuut

De bewindslieden van OCW geven aan de komende periode ‘extra inzet te plegen op voorlichting en communicatie over het professioneel statuut, zodat alle schoolbesturen en leraren goed op de hoogte zijn van doel en verwachtingen’. Daarnaast geven zij aan dat de verplichting om tot een professioneel statuut te komen dit schooljaar niet zal worden gehandhaafd.

De VO-raad vindt dat de huidige stand van zaken rond het statuut in de Kamerbrief wordt gepresenteerd als een kwestie van een informatieachterstand bij schoolbesturen. Uit de sector komen echter regelmatig signalen dat het statuut als instrument voor leraren, scholen en besturen (nog) nauwelijks meerwaarde heeft.

Het onderliggende, behartenswaardige doel van het statuut – het stimuleren van de professionele dialoog en het verhelderen van de professionele ruimte van de leraar – wordt in onze ogen niet bereikt met een statuut, maar door het voeren van goed strategisch personeelsbeleid met ruimte voor leraren. Hierbij gaat het om het gezamenlijk werken aan onderwijsontwikkeling en het voeren van ‘het goede gesprek binnen de school’. Het professioneel statuut is volgens de VO-raad geen doel op zich, maar slechts een middel daartoe.