Barbara Dijkgraaf naar aanleiding van de sectorrapportage vo 2021: ‘Richt het onderwijs in naar potentie’

02 november 2021

Wat heeft de leerling eraan? Bij alles wat ze doet speelt die vraag in het achterhoofd van Barbara Dijkgraaf: “Eén van de dilemma’s waarmee we worstelen is dat we ervoor zorgen dat leerlingen zich zoveel mogelijk ontwikkelen volgens het schooladvies, maar in hoeverre doen we ze daarmee tekort? Moeten we ons niet veel meer richten op het bieden van kansen en uitdagingen om ze hun potentie te laten benutten?”

Barbara Dijkgraaf, voorzitter College van Bestuur stichting ZAAM

Als schoolbestuurder sinds 2018 bij stichting ZAAM is Barbara Dijkgraaf bijna haar hele leven betrokken bij het onderwijs. Vanuit het inzicht dat ‘ieder mens de behoefte heeft om zich te ontwikkelen' heeft ze onderwijskunde gestudeerd. “Als vanzelf ben ik het vak van bestuurder ingerold. Mijn drijfveer is het onderwijs zó in te richten dat leerlingen het maximale eruit kunnen halen,” vertelt Dijkgraaf. “Bovendien heeft de stad Amsterdam een extra uitdaging door de enorme diversiteit die de hoofdstad kenmerkt. Ik haal veel voldoening uit de verbindingen die ik als bestuurder mag leggen, tussen verschillende mensen en partijen, waarbij alles draait om de leerling: wat heeft die eraan?” Die centrale vraag gaf voor haar ook de doorslag om mee te doen aan de documentaireserie Klassen: “In mijn ogen hebben ze het onderwijs en het kansenvraagstuk integer in beeld gebracht en hoewel het effect voor onze scholen zeker niet overwegend positief was, sta ik nog steeds achter onze deelname. De serie heeft het thema kansengelijkheid wel onderwerp van maatschappelijk debat gemaakt.” 

Potentie

Dat is voor Dijkgraaf dan ook het belangrijkste thema, in relatie tot onderwijskwaliteit. “Juist omdat onze leerlingen vaak extra ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld op het gebied van taal, stellen we ons voortdurend vragen als ‘doen we genoeg?’, ‘faciliteren we het onderwijs voldoende?’, hoe kunnen we de docenten helpen om zich verder te professionaliseren in het geven van goed onderwijs?’

Bovendien speelt in een extreem diverse stad als Amsterdam, waar leerlingen wiens toekomst bij de start nog zeer ongewis is en waarbij het advies geen duidelijk zicht geeft op reële kans van slagen, voortdurend de vraag: hoe kunnen we leerlingen helpen om het beste uit zichzelf te halen? Soms is dat letterlijk: hoe blijven zij bij ons in beeld? Maar vaak is dat ook: hoe bieden we die extra ondersteuning zodat ze zich kunnen blijven ontwikkelen op het niveau dat bij ze past? Hoe geef je ze de tijd en ruimte om zich te ontwikkelen, waarbij niet het laagste schooladviesniveau leidend is? De huidige manier van toetsen helpt niet echt het onderwijs in te richten naar potentie.” 

Dijkgraaf roept de politiek dan ook op het onderwijsstelsel en het toezicht zo in te richten dat meer kansen en uitdagingen geboden worden met het oog op de potentie van leerlingen, in plaats van het stelsel dicht te timmeren. Ze noemt als voorbeeld taal: “Gebleken is dat taalbeheersing cruciaal is om school met succes te verlaten. Creëer daarom rondom de leerling meer ruimte voor taalontwikkeling op alle fronten, niet alleen binnen onderwijs, maar ook in de thuissituatie, bij de sportvereniging.” En faciliteer scholen die leerlingen in minder kansrijke posities een brede onderbouw bieden en extra taalonderwijs, door extra bekostiging en door de docenten op die scholen structureel extra te belonen. Met de NPO-middelen kunnen we heel veel doen op dit terrein, maar die zijn helaas incidenteel."

Brede scholen, brede brugklassen

Daarbovenop biedt Amsterdam een rijk onderwijsaanbod en vindt Dijkgraaf het van het grootste belang dat de licht groeiende populatie daar optimaal van profiteert: “Nu is het zo dat een select aantal scholen zeer populair is - met name de conceptscholen en categorale scholen - en moeten we hier elk jaar werken met loting. Die aantrekkingskracht van die scholen leidt ertoe dat veel meer scholen kiezen voor een smal profiel met bijvoorbeeld alleen maar havo en/of vwo. De brede schoolgemeenschappen, van vmbo tot vwo, zijn daardoor minder gewild, terwijl we daar juist beter die vroege selectie in leerwegen kunnen uitstellen en zo meer kansen kunnen bieden aan leerlingen.

Het is heel begrijpelijk dat ouders voor hun kind het hoogst haalbare willen en het kind het liefst op een school met een niveau hoger willen plaatsen dan een niveau lager. Het zou helpen als die brede scholen met meer bekostiging veel meer faciliteiten kunnen bieden, bijvoorbeeld kleine klassen en aantrekkelijker salarissen, zodat de beste leraren voor die scholen kiezen.

We proberen in deze regio als grootste schoolbestuur van de 25 besturen hierin samen te werken, maar je begrijpt dat hier de concurrentie veel meer speelt dan nodig is. Het zou daarom goed zijn als de politiek het niet alleen houdt bij een advies tot brede scholen met brede brugklassen, maar die brede scholen ook beter faciliteert. Anders komt het niet van de grond. Durf verschil te maken tussen scholen om kansenongelijkheid te bestrijden.”

Voor Dijkgraaf is het evident: kwaliteit van onderwijs heeft alles te maken met wat je als school doet om een leerling zich optimaal te laten ontwikkelen: “Laten we kinderen meer tijd en ruimte geven om hun potentie te laten ontwikkelen en de vroege selectie afschaffen. Wat de afgelopen periode zichtbaar heeft gemaakt is dat om iemand zich zo goed mogelijk te laten voorbereiden op de eigen plek in de samenleving, niet alleen afhankelijk is van het cognitief vermogen maar zeker ook van sociale en persoonlijke vaardigheden.”


Bovenstaand artikel maakt deel uit van een serie van vijf artikelen, waarin schoolbestuurders vertellen - naar aanleiding van de eerste sectorrapportage vo, die op 7 oktober 2021 is gepubliceerd - welke thema’s in hun regio op dit moment aandacht verdienen.