“Kansenongelijkheid zit ingebakken in het huidige onderwijssysteem”

10 november 2022

In de Sectorrapportage is dit jaar een apart hoofdstuk gewijd aan kansengelijkheid. Daarin zijn uitstel van selectie en onderadvisering belangrijke thema’s. Mariëtte Hamer houdt zich in haar loopbaan in verschillende rollen bezig met kansengelijkheid. De Sociaal-Economische Raad (SER) bracht in 2021 onder voorzitterschap van Hamer het advies ‘Gelijke kansen in het onderwijs. Structureel investeren in kansengelijkheid voor iedereen’ uit. Hamer is lid van de Maatschappelijke Adviesraad van de PO-Raad en voorzitter van het algemeen bestuur van Stichting BOOR in Rotterdam, dat 75 scholen onder haar hoede heeft.

“In het SER-advies van 2021 zagen we dat elke overgang in het onderwijs een terugslag oplevert bij leerlingen”, vertelt Hamer. “Als leerlingen uit ‘zwakke’ gezinnen komen en al minder kansen hebben, betekent dat dus dat de overgang nog harder aankomt.”

Van basis- naar voortgezet onderwijs

Ook de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs is zo’n risicomoment, schetst Hamer: “Daar komt nog bij dat dat een belangrijk selectiemoment is in het leven van een kind. Aan het einde van de basisschool wordt bepaald welke vervolgroute hij of zij gaat kiezen. In het advies van de SER uit 2021 zijn we heel kritisch geweest op die vroege selectie. Dat ene overstapmoment bepaalt nu heel veel.”

Als er een goede ‘tweedekansroute’ daarnaast zou zijn, zou een vroege selectie misschien nog te repareren zijn. Hamer: “Maar die hebben we niet. Stapelen vereist een behoorlijke dosis doorzettingsvermogen en is voor veel leerlingen te ingewikkeld.” Daar komt nog bij dat bij de wijze waarop wordt geselecteerd ook vraagtekens te plaatsen zijn, aldus Hamer: “Dat hebben we allemaal kunnen zien in de serie Klassen. De eindtoets en het advies van de leerkracht van groep 8 blijven een momentopname. In mijn ogen is het volgen van de leerling gedurende zijn of haar hele schoolcarrière veel waardevoller.”

Breed probleem

Het bieden van meer gelijke kansen aan leerlingen is niet alleen een probleem van het onderwijs, zegt Hamer. “In het SER-advies constateerden we al dat het onderwijs niet de grote gelijkmaker is waarvoor het vaak wordt aangezien. Sterker nog: het huidige onderwijssysteem maakt de kansen nog ongelijker. Het oplossen van kansenongelijkheid is echter een brede maatschappelijke verantwoordelijkheid. Van de overheid, maar ook van ons allemaal. In mijn rol als lid van de Maatschappelijke Adviesraad van de PO-Raad merk ik dat het onderwijs heel graag hieraan wil bijdragen. Het is alleen zoeken naar de beste manier, en naar de middelen om het te kunnen doen. Het lerarentekort maakt zoiets niet gemakkelijker.”

Uitstel van selectie

Er zijn diverse manieren om het probleem van kansenongelijkheid op te lossen, vertelt Hamer. “Ten eerste natuurlijk uitstel van selectie. We kunnen kinderen langer de tijd geven om te beslissen welke route ze willen kiezen. Daarvoor kunnen we het basisonderwijs verlengen, maar we kunnen ook kiezen voor een brede brugklas voor alle leerlingen.”

Hamer proeft ook weerstand tegen het uitstel van selectie: “Het stuit vaak op praktische bezwaren, want het vraagt om een nieuwe manier van organiseren bij de politiek en soms ook in de praktijk. Zolang die er nog niet is, moeten we kijken naar andere manieren. We kunnen bijvoorbeeld experimenteren met brede brugklassen. Er zijn al scholen die dat doen, maar het gebeurt nog niet op heel grote schaal. Te vaak blijven kinderen nog vastzitten in de éénmaal bepaalde onderwijskolom.”

 

Als we met elkaar vaststellen dat we een etterende wond hebben, helpt pleisters plakken niet.

Mariëtte Hamer

Overheidsingrijpen

Hamer pleit ervoor om naar aanleiding van die experimenten te kijken of er grotere ingrepen nodig zijn. “Kansenongelijkheid zit ingebakken in het huidige onderwijssysteem en raakt ons in het hart van de samenleving. Als we met elkaar vaststellen dat we een etterende wond hebben, helpt pleisters plakken niet. Na een periode van experimenteren met oplossingen, zoals brede brugklassen, moet de overheid de balans opmaken en een besluit nemen dat zal gelden voor alle scholen en alle kinderen. Het mag geen toeval zijn dat je als kind op een school belandt waar je profijt hebt van een geslaagd experiment. We moeten systematisch leren van de experimenten en conclusies trekken. In de volgende kabinetsperiode zal zoiets moeten gebeuren.”

De PO-Raad en de VO-raad kunnen hierbij een belangrijke rol spelen, vindt Hamer: “De raden moeten met scholen in gesprek gaan over kansengelijkheid. Zodat het onderwijs kan bijdragen aan mogelijke oplossingen en deze oplossingen ook breed gedragen worden in de scholen.”

Samenwerken

Ingrijpen van de overheid betekent niet dat de vrijheden van scholen en schoolbesturen in Nederland moeten worden ingeperkt, aldus Hamer. “Die vrijheden zijn belangrijk in onze cultuur, die moeten we zeker niet overboord gooien. Maar ze bemoeilijken soms wel de relatie met de politiek. Als de overheid toch ingrijpt en dat gaat niet goed, trekt de overheid zich terug en doet ze helemaal niets meer. Dat is ook niet de bedoeling, lijkt me. Helaas gebeurt dit niet alleen in het onderwijs, maar op allerlei dossiers. We moeten een manier vinden waarop overheid, besturen en leraren samenwerken aan oplossingen voor de problemen in het onderwijs. Dat geldt niet alleen voor kansenongelijkheid, maar bijvoorbeeld ook voor het lerarentekort.”