Alle onderwerpen

Onderwerp

Bevordering en (voorkomen van) zittenblijven

Zittenblijven heeft geen positieve invloed op de schoolloopbaan en motivatie van leerlingen, zo hebben diverse onderzoeken aangetoond. Reden voor scholen om kritisch te kijken naar hoe ze omgaan met overgaan en zittenblijven. Door corona en de schoolsluitingen kwam dit thema extra in de schijnwerpers te staan. Om leerlingen kansen te bieden hanteren steeds meer scholen het uitgangspunt ‘Waar mogelijk gaan alle leerlingen over’ en passen ze hun overgangsbeleid hierop aan. De VO-raad biedt ondersteuning rond die aanpassing van het bevorderingsbeleid (in crisistijd).

Wat speelt er?

Corona leidt tot maatwerk

Naar aanleiding van de coronacrisis hebben veel scholen in de schooljaren 2019-2020 en 2020-2021 hun beleid voor zittenblijven en overgaan opnieuw bekeken en waar gewenst aangepast. Hierbij vond een verschuiving plaats van het strikt hanteren van uniforme overgangsnormen (waarbij cijfers leidend zijn) naar meer maatwerk: voor elke leerling die dreigt te blijven zitten kijken wat de specifieke context is (werkhouding, omstandigheden etc.) en wat de mogelijkheden zijn om over te gaan, bijvoorbeeld via extra begeleiding en/of leertijd.

Corona is daarmee een versneller van een beweging die al langer gaande is: steeds meer scholen heroverwegen hun beleid rond overgaan en zittenblijven. Een aantal scholen experimenteerde de afgelopen jaren al met alternatieven voor zittenblijven, waarbij leerlingen via maatwerktrajecten de mogelijkheid krijgen alsnog over te gaan.

Koers voortzetten

De sector wil de komende jaren de koers voortzetten om zittenblijven verder terug te dringen. Hierbij kunnen de ervaringen uit de coronaschooljaren worden benut, zowel als het gaat om het anders vormgeven van het overgangsbeleid – waarbij in principe alle leerlingen overgaan – als om de gevolgen hiervan. Er is bijvoorbeeld al bekend dat in 2019-2020 het aantal zittenblijvers sterk is afgenomen. Gesprekken met een vertegenwoordiging vanuit het veld rond de ervaringen van hun (gewijzigde) bevorderingsbeleid in het najaar van 2021 hebben verdere input geleverd voor de discussie hierover. Wat dit betekent voor de volgende leerjaren wordt nog onderzocht.

In het geactualiseerde Sectorakkoord VO 2019-2020 werd (opnieuw) afgesproken dat het percentage zittenblijvers in 2020 moest zijn teruggebracht tot 3,8%. De middelen voor het voorkomen van zittenblijven bleven en blijven ook in 2021 en 2022 via de prestatiebox gereserveerd. Daarnaast kunnen scholen de middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs inzetten om leerlingen die door de coronamaatregelen op bepaalde gebieden achterstanden hebben, maatwerk te bieden bij het bijspijkeren van hun kennis en vaardigheden, en daarmee ook zittenblijven te voorkomen.  

CPB: zittenblijven niet effectief

Uit onderzoek van het CPB (2015) blijkt dat Nederland internationaal gezien relatief veel zittenblijvers heeft (gemiddeld tussen de 5 en 6% van de vo-leerlingen) en dat dit zittenblijven vaak ineffectief is. Het is voor veel leerlingen erg demotiverend en draagt lang niet altijd bij aan een succesvol vervolg van de schoolloopbaan. 

Zie de belangrijkste conclusies van het CPB-onderzoek naar zittenblijven:

In het CPB-onderzoek staat dat zittenblijven in de hand wordt gewerkt door ons onderwijssysteem, gekenmerkt door jaarklassen en een relatief vroege selectie in verschillende ‘tracks’ met harde tussenschotten en eindniveaus. Dit zittenblijven is in veel gevallen echter niet effectief. Er kunnen goede redenen zijn om een individuele leerling te laten doubleren, maar voor veel leerlingen geldt dat zij ondermaats presteren op slechts één of enkele vakken. Het is dan zonde als zij een heel jaar moeten overdoen. Daarnaast brengt zittenblijven sociaal-emotionele ‘kosten’ met zich mee. Het is vaak erg demotiverend voor leerlingen die op slechts een of enkele vakken tekortkomen en kan hun prestaties en die van hun medeleerlingen negatief beïnvloeden. Hier bovenop komen nog indirecte kosten: zittenblijvers betreden later de arbeidsmarkt en leveren de overheid dus bijvoorbeeld minder belastinginkomsten op. Volgens het CPB gaat het hierbij om een bedrag van ongeveer 900 miljoen euro per jaar. Het is dus waardevol om met alternatieven voor zittenblijven te experimenteren, aldus het CPB. De VO-raad onderschrijft dit.

Lees het gehele CPB-onderzoek: 'Zittenblijven in het po en vo: Een inventarisatie van de voor- en nadelen'

Zie in dit kader ook de Q&A van de Kennisrotonde: Heeft het strikt toepassen van overgangsnormen in het vo positief effect op de prestaties van zittenblijvers?